Verstrekt een dga een lening aan zijn bv om zijn pensioenbelangen te beschermen? Dan is deze lening niet verstrekt uit aandeelhoudersmotieven en dus in principe zakelijk.
Een dga met een pensioen in eigen beheer ontvangt vanaf oktober 2014 geen pensioenuitkeringen meer van zijn beheervennootschap. Hij betaalt de loonheffingen die daardoor zijn verschuldigd uit zijn privévermogen. Deze betalingen boekt hij in zijn rekening-courant bij deze bv. De niet uitgekeerde pensioenbedragen zijn deels verrekend met de eigenwoningschuld bij deze bv. De rest is in rekening-courant geboekt. Begin 2016 heeft de dga zijn eigenwoningschuld volledig afgelost. Daarna zijn de niet uitgekeerde pensioenbedragen volledig in rekening-courant geboekt. In zijn aangifte inkomstenbelasting over 2017 wil de dga zijn vordering op de beheervennootschap afwaarderen. Maar de Belastingdienst gaat daarmee niet akkoord.
Fiscus bestempelt vordering als bodemlozepuntlening
Volgens de inspecteur is hier sprake van een bodemlozeputlening. Hij voert daartoe voor Rechtbank Gelderland aan dat de beheervennootschap begin 2014 al een negatief eigen vermogen had van € 148.321. Dit negatieve vermogen is vervolgens verder opgelopen. De omzet van de beheervennootschap in de jaren 2013-2017 was vrijwel nihil. Zij was volledig afhankelijk van nog openstaande vorderingen op twee personal holdings van de zoon van de dga. Deze holdings leden al in 2013 verliezen. In 2016 heeft de zoon het faillissement van zijn holdings aangevraagd. De beheervennootschap heeft overigens een civiele beroepsprocedure aangespannen tegen de zoon en de holdings. Dat de vader de proceskosten heeft voorgeschoten, wijst volgens de Belastingdienst ook erop dat de beheervennootschap haar verplichtingen nooit heeft kunnen voldoen.
Betalingen zijn wel te verwachten geweest
Maar de argumenten van de inspecteur overtuigen de rechtbank niet. De beheervennootschap had op het moment van het ontstaan van de schuld aan de dga een aanzienlijk vordering op de personal holdings van de zoon. Op grond van een vaststellingsovereenkomst waren deze holdings ook verplicht liquide middelen ter beschikking te stellen aan de beheervennootschap. Bovendien waren de financiële posities van de zoon en zijn holdings in 2014 niet zo slecht, dat meteen duidelijk is geweest dat betalingen niet zijn te verwachten. De vader stelt ook dat zijn zoon het faillissement bewust heeft aangevraagd en vermoedelijk toch wat gelden heeft. Daarnaast meent de rechtbank dat de vader niet heeft gehandeld als aandeelhouder, maar vanuit zijn wens om zijn pensioenrechten veilig te stellen. De rechtbank oordeelt dat de man een zakelijke lening aan de beheervennootschap heeft verstrekt en deze mag afwaarderen. Deze afwaardering verlaagt zijn resultaat uit overige werkzaamheden.
Wet: art. 3.90, 3.92 en 3.95 Wet IB 2001
Masterclass (excessief) lenen van en aan de bv
Heeft uw client veel geleend van zijn/haar vennootschap? Dan is het zaak om als adviseur tijdig aan de bel te trekken en actief te onderzoeken wat u kunt doen om te voorkomen dat uw client straks aanmerkelijkbelangheffing moet betalen over de excessieve schulden aan zijn/haar vennootschap. In deze cursus behandelt mr. Almer de Beer het wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap en het leerstuk van de onzakelijke lening. Daarbij wordt de theorie behandeld vanuit (vele) praktijkvoorbeelden en staat hij uitgebreid stil bij de mogelijke oplossingen voor het afbouwen van rekening-courantschulden.
Geef een reactie