Ondernemers die hun landbouwgronden de functie van natuurterrein geven, kunnen onder voorwaarden daarvoor een subsidie krijgen. Willen zij deze toerekenen aan een andere maat? Dan moeten zij aannemelijk maken dit een zakelijke vergoeding voor een inkomensderving is.
Twee echtgenoten exploiteren sinds 1 mei 1999 samen met hun zoon in maatschapsverband een melkveehouderij. In dat verband heeft het echtpaar eigen landbouwgronden ingebracht. Alle maten zijn gerechtigd tot een derde van de winst van de maatschap. De echtgenoten zetten in 2011 de landbouwgronden om in natuurterrein. Daardoor daalt de grond in waarde, maar ontvangt het echtpaar wel ter compensatie een subsidie functieverandering. Tussen de Belastingdienst en de echtgenoten ontstaat een geschil over de fiscale gevolgen van deze subsidie. De echtgenoten stellen dat de subsidie objectief is vrijgesteld en voor een derde deel is toe te rekenen aan hun zoon. De inspecteur ziet een deel van de subsidie functieverandering als een belaste vergoeding voor de waardedaling van de gronden, waarin de zoon niet deelt. Hof Arnhem-Leeuwarden is het eens met de fiscus. Zie NTFR 2019/21 en ‘Subsidie functieverandering staat tegenover waardedaling’.
Subsidie afboeken tot waarde grond na functieverandering
De uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden houdt echter geen stand voor de Hoge Raad. De Hoge Raad verwijst de zaak door naar Hof Den Bosch. Zie NTFR 2021/775 en ‘Subsidie compenseert waardevermindering landbouwgronden’. Hof Den Bosch oordeelt dat de subsidie functieverandering naar haar aard een objectsubsidie is. Daarom moet men deze subsidie afboeken op de boekwaarde van de desbetreffende grond. Maar deze afboeking gaat niet verder dan tot de waarde van de grond na functieverandering. Voor zover de subsidie het bedrag van deze afboeking overstijgt, is zij vrijgesteld. Aangezien de inspecteur dit overschot evenmin wil belasten, leidt dit oordeel niet tot succes voor het echtpaar.
Maten voldoen niet aan bewijslast
De volgende vraag is in welke mate het doen toekomen van een vergoeding aan de zoon voor een inkomensderving als gevolg van de bestemmingswijziging van de gronden berust op zakelijke gronden. De echtgenoten hebben daarbij de bewijslast. Zij geven echter geen inzicht in het bestaan van een inkomensderving en de omvang daarvan in dit concrete geval. De man heeft slechts algemene stellingen ingebracht over teruglopende opbrengsten en toenemende kosten als gevolg van een bestemmingswijziging van landbouwgrond naar natuurgrond. Dat is onvoldoende tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur. Vervolgens stelt de maat dat de hoogte van de subsidie is bepaald door een kapitalisatie van de inkomensderving. Deze stelling is echter niet met stukken onderbouwd. Het verwijzingshof verklaart daarom het hoger beroep van de Belastingdienst gegrond.
Wet: art. 3.13, eerste lid, onderdeel g Wet IB 2001
Regeling: art. 6, eerste lid, onderdeel g Uitv reg IB 2001
PE-Pitstop Fiscaal agrarische actualiteiten
Veel ontwikkelingen in de agrarische sector. Hoe gaat het met de BOR? Daarnaast is de afgelopen jaren er een toenemende vraag naar landbouwgrond in verband met de energietransitite. Vooral zonneweides zijn (regionaal) bezig met een opmars wat leidt tot diverse vragen op het gebied van etikettering, verplichte (gedeeltelijke) staking en de toepassing van de landbouwvrijstelling. Tot slot worden de (on) mogelijkheden besproken van hybride structuren in verband met toenemende belastingdruk vanwege hoge winsten.
Geef een reactie