Hoewel de belastingplichtige recht heeft op een hoorgesprek, bepaalt de Belastingdienst waar en wanneer dat hoorgesprek plaatsvindt.
In een BPM-procedure is bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft de gemachtigde voor een derde keer uitgenodigd voor een hoorgesprek. De gemachtigde heeft tegen de inspecteur gezegd dat hij nog niet weet of hij op dat tijdstip aanwezig zou zijn en dat de inspecteur dat wel zou merken. De gemachtigde is zonder bericht niet verschenen. Volgens de Hoge Raad is de hoorplicht niet geschonden. De inspecteur bepaalt tijd en plaats van het hoorgesprek, ook als die de belanghebbende niet uitkomen. Is een hoorgesprek gepland, dan zal de fiscus een redelijk verzoek van de belanghebbende om uitstel van dat gesprek als regel moeten inwilligen. Maar in dit geval heeft de gemachtigde niet verzocht om uitstel, zodat de hoorplicht niet is geschonden. Daarbij is niet van belang dat de gemachtigde niet expliciet kenbaar heeft gemaakt geen hoorzitting te willen.
Proceskostenvergoeding opnieuw berekenen
Niettemin slaagt het cassatieberoep van belanghebbende. Het hof had na de vernietiging van de rechtbankuitspraak en vermindering van de verschuldigde BPM, de proceskostenvergoeding bij de rechtbank opnieuw moeten berekenen. Dit had moeten gebeuren naar de tarieven die gelden ten tijde van de hofuitspraak.
Wet: art. 7:2 en 8:75 Awb en art. 25 AWR
Bron: Hoge Raad 25 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1739, 21/03663
Geef een reactie