Stel dat een btw-ondernemer een goed koopt dat bij de voorgaande transactie al het onderwerp was van btw-fraude. De fiscus mag dan de tweede koper de btw-aftrek in beginsel weigeren, zelfs als de voorgaande partijen beiden wisten van deze fraude.
Een handelaar heeft een tweedehandsauto voor zijn bedrijf gekocht van een wederpartij, die zich bij deze transactie uitgeeft als een ander. Die ander weet dat de wederpartij zich voor hem uitgeeft en gaat daarmee akkoord. De wederpartij heeft een bedrag van € 52.100 plus € 9.899 btw gefactureerd aan die andere persoon. Deze persoon heeft een factuur op naam van de handelaar uitgereikt ten bedrage van € 64.705 plus € 12.294 btw. De wederpartij heeft de door hem uitgereikte factuur in zijn boekhouding opgenomen en de btw op aangifte voldaan. De andere persoon heeft de facturen niet in zijn boekhouding verwerkt noch belasting betaald of in aftrek gebracht over de transactie. Op basis van door de handelaar geconstateerde ‘abnormale’ gebeurtenissen, had de handelaar volgens de rechter de wederpartij beter moeten controleren.
Prejudiciële vragen
Deze situatie leidt tot diverse vragen over de aftrek van voorbelasting. De nationale rechter legt de volgende vragen voor aan het Hof van Justitie van de EU:
- Is aan de tweede koper van een goed de btw-aftrek te weigeren op de grond dat hij moest weten dat de eerste verkoper bij de eerste overdracht btw heeft ontdoken, hoewel ook de eerste koper dit wist?
- Is de weigering van de aftrek bij de tweede koper beperkt tot het bedrag van de belastinginkomsten die zijn gederfd als gevolg van de belastingontduiking?
- Moet men het bedrag van de gederfde belastinginkomsten berekenen aan de hand van de daadwerkelijk vastgestelde belasting, de daadwerkelijk betaalde belasting of op een andere manier?
Kennis van eerste koper is niet van belang
Het Hof oordeelt als volgt over het feit dat de tweede koper op de hoogte is of moet zijn geweest van het ontduiken van belasting door de eerste verkoper, ook al heeft de eerste koper dit ook geweten. Deze omstandigheid verhindert niet dat de fiscus de btw-aftrek bij de tweede koper weigert. Vervolgens overweegt het Hof dat de Btw-richtlijn de bestrijding van fraude erkent en stimuleert. Dat doel zou men niet doeltreffend bereiken door slechts een gedeelte van de aftrek te weigeren ter hoogte van de ontdoken belasting. Dit stimuleert immers belastingplichtigen niet noodzakelijkerwijs om niet bij fraude betrokken te raken. Wist de tweede koper dat de verkoop verband hield met fraude of had hij dat moeten weten? Dan moet de fiscus hem het recht op aftrek van voorbelasting volledig ontzeggen. Daarom komt het Hof niet toe aan het beantwoorden van de laatste vraag.
Wet: art. 15, eerste lid Wet OB 1968
Bron: Hof van Justitie van de EU 24 november 2022, ECLI:EU:C:2022:921, C-596/21
Online cursus btw-aangifte
De btw-aangifte blijkt in de praktijk vaak lastiger dan gedacht. Aandachtspunten zijn de termijnen voor het indienen , het toepassen van de juiste tarieven, het aantonen dat een btw-tarief terecht wordt toegepast en het bepalen van het recht op aftrek. Als btw-ondernemers deze elementen onder controle hebben, zal de btw-aangifte een stuk eenvoudiger worden en lopen zij minder risico’s.
Geef een reactie