Ook als iemand gedurende het jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, moet men bij de berekening van zijn algemene heffingskorting uitgaan van het box 1-inkomen van het hele jaar.
Een man bereikt op 7 november 2020 de pensioengerechtigde leeftijd. Zijn totale inkomen uit werk en woning bedraagt in 2020 € 48.360. Bij de berekening van de algemene heffingskorting en de ouderenkorting gaat de inspecteur steeds uit van dit totale inkomen. Het box 1-inkomen verlaagt deze heffingskortingen meer naarmate dit inkomen € 20.711 verder overtreft. Daarom heeft de man volgens de fiscus geen recht op de ouderenkorting en een algemene heffingskorting van slechts € 1.052. De man is het daar niet mee eens. Volgens hem moet de fiscus bij de berekening van de algemene heffingskorting over de eerste tien maanden van 2020 alleen uitgaan van het box 1-inkomen in die periode. Vervolgens telt voor de berekening van de algemene heffingskorting en de ouderenkorting over november en december 2020 alleen het box 1-inkomen over deze twee maanden, aldus de man. Dan heeft hij recht op ouderenkorting en op meer algemene heffingskorting.
Geen beroep op belastinggids van derden
Rechtbank Noord-Holland vindt in de wet geen steun voor de stellingen van de man. De man verwijst nog naar de Belastinggids van de Consumentenbond. Maar de Belastingdienst stelt niet betrokken te zijn geweest bij het opstellen van deze belastinggids. Bovendien is deze belastinggids algemeen van aard en niet ingegaan op het specifieke geval van de man. Al met al faalt het beroep van de man op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank verklaart zijn beroep dan ook ongegrond.
Wet: art. 8.10 en 8.17 Wet IB 2001 (teksten op 1 januari 2020)
Geef een reactie