Het rechtsherstel in verband met de box 3-heffing over het vermogen van minderjarige kinderen leidt tot een verlaging van de aanslagen van hun ouders. Tenminste, voor zover in het box 3-rendement van de ouders ook rendement van hun kinderen is inbegrepen.
Met drie uitspraken heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepschriften van twee echtgenoten en hun drie minderjarige kinderen behandeld. De beroepschriften zijn gericht tegen de vermogensrendementsheffing over de jaren van 2014 tot en met 2020. Met betrekking tot de heffing over de jaren 2014, 2015 en 2016 oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van een individuele en buitensporige last.
Box 3-heffing in strijd met eigendomsrecht
Maar de belasting over het inkomen uit box 3 in de jaren 2017 tot en met 2020 is wel in strijd met het Europese eigendomsrecht. De echtgenoten en hun kinderen doen geen beroep op het Besluit rechtsherstel box 3. Daarom betrekt de rechtbank alleen het werkelijk rendement over 2017 – 2020 in de heffing. Dit leidt dus tot een vermindering van de desbetreffende aanslagen van de ouders. In het geval van de kinderen betekent dat ook een vermindering van de aanslagen van de ouders moet plaatsvinden voor zover in het belastbare rendement in box 3 voor de ouders rendement op het vermogen van de kinderen is begrepen.
Protocol: art. 1 EP van VWEU
Wet: art. 5.2 Wet IB 2001 (tekst 1 januari 2017)
Bronnen: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 december 2022 (gepubliceerd 4 januari 2023), ECLI:NL:RBZWB:2022:7914, 20/5923 en verder, Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 december 2022 (gepubliceerd 4 januari 2023), ECLI:NL:RBZWB:2022:7917, 20/6018, 20/6624, 20/6625, 21/3784 tot en met 21/3786 en 21/5288 en Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 december 2022 (gepubliceerd 4 januari 2023), ECLI:NL:RBZWB:2022:7919, 20/6194 tot en met 20/6196, 21/821 tot en met 21/824, 21/3783 en 21/5287
Geef een reactie