SVB hoeft pas tot verrekening van in Liechtenstein ingehouden premies over te gaan nadat de SVB de premies van het bevoegde orgaan van Liechtenstein heeft ontvangen.
Een man is in 2017 werkzaam bij een in Liechtenstein gevestigde AG. Hij heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Nederland. Voor de werkgever is hij in 2017 werkzaam op een motorschip dat voor de Rijnvaart wordt gebruikt. De SVB heeft een A1-verklaring afgegeven waarin de SVB het Nederlandse socialezekerheidsrecht van toepassing heeft verklaard voor de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 maart 2019. De man heeft daartegen rechtsmiddelen aangewend, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de premieplicht bevestigd.
De procedure bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Bij de rechtbank is in geschil of de man in 2017 premieplichtig is in Nederland. Ook is in geschil of de in Liechtenstein ingehouden premies aftrekbaar zijn of verrekenbaar zijn en of de man recht heeft op toepassing van de werkkostenregeling.
A1-verklaring is bindend
De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst en de belastingrechter gebonden zijn aan de A1-verklaring. Voor zover het beroep zich richt op het nogmaals beoordelen van de premieplicht, kan het niet slagen. De Centrale Raad van Beroep heeft in een procedure geoordeeld dat de A1-verklaring terecht is afgegeven. De Belastingdienst en ook de belastingrechter zijn daaraan gehouden.
Geen verrekening van in Liechtenstein ingehouden premies
Ook heeft de man geen recht op verrekening van de in Liechtenstein ingehouden werknemerspremies. Een basis voor de verrekening is te vinden in art. 73 lid 2 Vo. 987/2009. Maar de rechtbank leest die bepaling zo dat de SVB pas tot verrekening van premies over hoeft te gaan nadat zij de premies van het bevoegde orgaan van Liechtenstein heeft ontvangen. De man kan geen recht op verrekening ontlenen als Liechtenstein de premies niet aan de SVB heeft betaald. Ook de Duitse, Engelse en Franse tekst van de verordening bieden daarvoor geen steun.
Vrijstelling van 1,2% van toepassing
Het beroep is nog wel gegrond omdat de man recht heeft op toepassing van de werkkostenregeling van art. 3.84 lid 2 Wet IB 2001. Gelet op de jurisprudentie heeft een werknemer die loon geniet van een werkgever die geen inhoudingsplichtige is recht op een vrijstelling ter grootte van de vrije ruimte, die in 2017 1,2% bedraagt. Zie hierover ook ‘Werkgever betaalt ziektekostenpremie, toch klopt vrije ruimte‘.
Wet art. 3.16 lid 9 Wet IB 2001, art. 3.84 lid 2 Wet IB 2001, art 31a lid 2 Wet LB en art. 73 Vo. 987/2009
Geef een reactie