De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd met een verduidelijking van de toepassing van artikel 8bd van de Wet Vpb 1969 in bepaalde situaties.
Bij de toepassing van artikel 8bd van de Wet Vpb 1969 zijn in de praktijk vragen gerezen over de reikwijdte van deze bepaling. In dit besluit wordt deze reikwijdte verduidelijkt. Artikel 8bd Wet Vpb 1969 is ingevoerd met ingang van 1 januari 2022 als onderdeel van de maatregelen van de Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel in de vennootschapsbelasting.
De inspecteur hanteert bij de toepassing van artikel 8bd, eerste lid, Wet Vpb 1969 in voorkomende gevallen de volgende uitleg:
- Indien bij een verkrijging door belastingplichtige door middel van een kapitaalstorting als bedoeld in artikel 8bd, eerste lid, Wet Vpb 1969, het overdragende gelieerde lichaam subjectief is vrijgesteld van een belasting naar de winst of in een staat is gevestigd waar het lichaam niet is onderworpen aan een winstbelasting, blijft toepassing van die bepaling achterwege ingeval zowel in de civielrechtelijke vormgeving van de kapitaalstorting, als in de jaarrekening van de overdrager en de belastingplichtige, voor de kapitaalstorting de waarde in het economische verkeer wordt gehanteerd.
- Voor de toepassing van de vorige volzin wordt verstaan onder jaarrekening: de jaarrekening, opgemaakt volgens de bepalingen van titel 9, boek 2, van het Burgerlijk Wetboek, dan wel van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, dan wel van soortgelijke (buitenlandse) wettelijke regelingen.
- Deze uitleg is van overeenkomstige toepassing op een verkrijging door middel van een winstuitdeling, teruggaaf van gestort kapitaal, liquidatie-uitkering of een daarmee vergelijkbare rechtshandeling. Dit besluit treedt in werking met ingang van 25 januari 2023.
Bron: Besluit van 11 januari 2023, nr. 2022-322315, Ministerie van Financien, Stcrt. 2023, 2621
Geef een reactie