HR: Alle bedrijfsactiviteiten van de ondernemer moeten voor de toepassing van de KO-regeling gezamenlijk in aanmerking worden genomen.
Een belastingadviseur is voor de omzetbelasting ondernemer. In 2018 heeft hij op zijn woning zonnepanelen laten installeren. Voor de zonnepanelen doet de ondernemer een beroep op de kleine ondernemingsregeling (KO-regeling). De inspecteur heeft het verzoek van de adviseur om toepassing van de kleineondernemersregeling met de daarbij behorende ontheffing van administratieve verplichtingen afgewezen.
Oordeel hof
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden ( NTFR 2020/3027) is de afwijzing terecht, omdat daarvoor niet alleen de exploitatie van de zonnepanelen in aanmerking moet worden genomen, maar die exploitatie tezamen met de belastingadvieswerkzaamheden.
Oordeel Hoge Raad
Art. 25 Wet OB 1968 knoopt blijkens zijn tekst aan bij de ondernemer. De wettekst noch die van de uitvoeringsbepalingen wijst volgens de Hoge Raad erop dat die ondernemer de mogelijkheid heeft om voor toepassing van de kleineondernemersregeling de door hem verrichte belastbare prestaties toe te rekenen aan ‘afzonderlijke ondernemingen’ en op die ondernemingen de KO-regeling selectief toe te passen. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 25 Wet OB 1968 is ook niet af te leiden dat de mogelijkheid van een dergelijke splitsing is beoogd. De Hoge Raad bevestigt de zienswijze van het hof. Alle bedrijfsactiviteiten van de ondernemer moeten voor de toepassing van de KO-regeling gezamenlijk in aanmerking worden genomen.
Wet: art. 25 Wet OB 1968
Bron: Hoge Raad 27 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:101, 20/03702
Geef een reactie