Het overeenkomen van een prijsmechanisme, waardoor een holding later deelnemingen verkoopt tegen een vaste prijs, kan het einde van een fiscale eenheid betekenen.
Een nv handelt voor eigen rekening en voor rekening van derden in beleggingsproducten in ruime zin. Daartoe voert de nv onder andere gespreken over een mogelijke investering in een zeeschip. Zij komt met een rederij overeen om een tussenhoudster op te richten die weer een kleindochtervennootschap gaat oprichten. Deze kleindochter wordt de commanditaire vennoot van een cv met een dochtermaatschappij van de rederij als beherende vennoot. De cv zal de feitelijke investering plegen. De nv vormt met de tussenhoudster- en dochtervennootschap een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting Op 1 januari 2012 is de nv als verdwijnende vennootschap gefuseerd met een holding. De holding verzoekt vervolgens de inspecteur om een nieuwe beschikking fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De inspecteur geeft deze beschikking af. Naderhand meent de Belastingdienst echter dat de FE al per 16 november 2011 van rechtswege is geëindigd.
Geen belang bij waardeontwikkeling
Juridisch gezien heeft de holding de aandelen in die andere vennootschappen pas verkocht in 2015. Maar op 16 november 2011 is de nv al met de rederij een prijsmechanisme overeengekomen. Daarbij heeft de nv afgesproken de aandelen in de tussenhoudster na drie jaar niet tegen de waarde in het economische verkeer te verkopen. In plaats daarvan zal zij een vaste prijs van € 1 hanteren. Rechtbank Noord-Holland is het eens dat daardoor het belang van de waardeontwikkeling niet meer bij de holding als rechtsopvolger van de nv heeft gelegen. Na een fusie van de nv en de afgifte van een nieuwe beschikking fiscale eenheid is evenmin opnieuw een fiscale eenheid tot stand gekomen. De holding kan zich niet beroepen op het vertrouwensbeginsel, omdat zij niet heeft voldaan aan haar informatieverplichtingen.
Wet: art. 15 Wet Vpb 1969
Geef een reactie