Staatssecretaris Van Rij stuurt de Tweede Kamer de kabinetsreactie op de 15 aanbevelingen van de commissie doorstroomvennootschappen.
De commissie doorstroomvennootschappen heeft in haar advies geconstateerd dat er relatief veel doorstroom door Nederland plaatsvindt en dat dit onwenselijk is. Het belang van doorstroomvennootschappen voor de werkgelegenheid en belastingopbrengsten is beperkt, terwijl deze vennootschappen negatieve effecten hebben op de belastingopbrengsten van andere landen en daarmee op de internationale reputatie van Nederland. Het kabinet onderschrijft die conclusie. Hoewel er al veel goede maatregelen zijn genomen in de aanpak van doorstroomvennootschappen (zoals bronbelasting op rente en royalty’s), is er volgens de commissie wel ruimte voor verdere aanpak. Het EU-richtlijnvoorstel ‘Richtlijn tegengaan misbruik doorstroomvennootschappen op fiscaal vlak en aanpassing van Richtlijn 2011/16/EU (administratieve samenwerkingsrichtlijn) ’ sluit inhoudelijk in hoge mate aan bij de aanbevelingen van de commissie. De aanbevelingen 2, 3, 5 en 6 van de commissie betreffen onderwerpen die grotendeels ook door dit richtlijnvoorstel worden behandeld. Bij de appreciatie van de relevante afzonderlijke aanbevelingen is aangegeven wat de aanbeveling betekent voor de inhoudelijke inzet van het kabinet bij de richtlijnonderhandelingen.
Omdat er vragen zijn gesteld over de afzonderlijke aanbevelingen van de commissie, geeft de staatssecretaris per afzonderlijke aanbeveling de kabinetsreactie.
Aanbeveling 1: Het schrappen van de safe harbour voor rente- en royaltydoorstromers
Rente en royalty’s betaald tussen gelieerde lichamen tellen grofweg gezegd niet mee voor de fiscale winstberekening als zij voortvloeien uit (in)direct samenhangende geldleningen respectievelijk rechtsverhoudingen. Deze bepaling geldt niet als het lichaam een reëel risico loopt met betrekking tot de rente of royalty. Momenteel wordt geacht sprake te zijn van een reëel risico als het eigen vermogen van het lichaam minstens 1% van de uitstaande geldleningen of, als dat lager is, € 2 miljoen bedraagt. Het kabinet zal in de komende periode bezien of, en zo ja, op welke wijze deze norm (de safe harbour) is te vervangen door een open norm.
Aanbeveling 2: Uitbreiding van de spontane uitwisseling van informatie over vennootschappen
Deze aanbeveling volgt het kabinet op door in te zetten op het EU-richtlijnvoorstel.
Aanbeveling 3: Spontane informatie-uitwisseling bij vrijgestelde vervreemdingswinsten
Het kabinet volgt deze aanbeveling op door in te zetten op het EU-richtlijnvoorstel.
Aanbeveling 4: Uitbreiding van de PPT tot het hele belastingverdrag (indien niet multilateraal geregeld)
Het opnemen van de Principal Purpose Test (PPT) in belastingverdragen, en daarmee deze aanbeveling van de commissie, is al staand Nederlands verdragsbeleid.
Aanbeveling 5: Een proactieve houding ten aanzien van het komende EU-richtlijnvoorstel over shell entities
In lijn met het coalitieakkoord en de aanbevelingen van de commissie staat het kabinet positief tegenover het doel van het EU-richtlijnvoorstel en onderschrijft het kabinet de noodzaak van een EU-brede aanpak van misbruik van doorstroomvennootschappen.
Aanbeveling 6: Duidelijke invulling van het unierechtelijke anti-misbruikbeginsel in EU-verband
Het kabinet volgt deze aanbeveling op door in te zetten op het EU-richtlijnvoorstel.
Aanbeveling 7: Aanscherpen verplichtingen voor het aanmerken van het ‘hoger leiddinggevend personeel’ als UBO’s van een juridische entiteit
De regels omtrent het uitvoeren van het cliëntenonderzoek zijn in hoge mate op Europees niveau geharmoniseerd. Op 20 juli 2021 heeft de Europese Commissie een nieuw Europees pakket aan anti-witwasmaatregelen gepubliceerd waarover thans wordt onderhandeld. Op 7 december 2022 is de algemene oriëntatie van de Raad vastgesteld voor de onderhandelingen met het Europees Parlement over de nieuwe anti-witwasrichtlijn (AMLD6) en -verordening (AMLR). In deze algemene oriëntatie zijn verplichtingen opgenomen in lijn met aanbeveling 7.
Aanbeveling 8: Beter doorzoekbaar maken van reeds openbare gegevens in het UBO-register
Er wordt op dit moment primair ingezet op herstel van toegang voor de partijen die in het licht van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie op 22 november 2022 nog steeds toegang mogen hebben. Door de uitspraak zal een wetswijziging nodig zijn. Het register zal niet meer voor publiek toegankelijk zijn, alleen voor personen of organisaties met een legitiem belang
Aanbeveling 9: Internationale invoering van UBO-registers met openbare gegevens
Het kabinet zal ook in de toekomst zich in internationaal verband blijven inzetten op internationale invoering van UBO-registers, met inachtneming van de uitspraak van het Hof van Justitie.
Aanbeveling 10: Schrappen van de uitzonderingen in artikel 2:403 BW
Op grond van artikel 2:403 BW hoeft een dochtermaatschappij geen eigen jaarrekening te publiceren als haar financiële gegevens zijn meegenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de moedervennootschap. Een van de bijkomende voorwaarden is dat de moedervennootschap zich dan aansprakelijk stelt voor de schulden van die dochtermaatschappij. Het schrappen van deze vrijstelling zou naar het oordeel van het kabinet een disproportionele maatregel zijn. Het eventuele effect op doorstroomvennootschappen weegt niet op tegen de nadelen voor reële bedrijven. Hierom neemt het kabinet aanbeveling #10 niet over.
Aanbeveling 11: Bij het bepalen van de omvang van een bedrijf de gegevens van deelnemingen altijd meetellen en indien relevant ook de financiële inkomsten
Bij de modernisering van het ondernemingsrecht zal worden gekeken naar enkele verbeteringen in het jaarrekeningenrecht. Vanwege de mogelijk bredere strekking van aanbeveling #11 zal het onderzoek naar de gevolgen van die aanbeveling en de vraag of die zal worden overgenomen, worden meegenomen bij die modernisering. De Minister voor Rechtsbescherming zal de Kamer daarover nader informeren.
Aanbeveling 12: Inzet op aanpak illegale trustdienstverlening
De inzet op de aanpak van illegale trustdienstverlening heeft prioriteit. Vooralsnog beschikt DNB over voldoende capaciteit om het toezicht op (illegale) trustkantoren risicogebaseerd uit te voeren.
Aanbeveling 13: Vervolgonderzoek naar witwassen en doorstroomactiviteiten
In het FEC-verband is gestart met een inventarisatie of een vervolgonderzoek haalbaar is. De benodigde informatie moet worden geconstrueerd door meerdere grote databestanden van FEC-partners te doorzoeken en combineren. Het FEC-samenwerkingsverband loopt daarbij tegen geheimhoudingsbepalingen aan. Momenteel wordt bezien of een benodigde vrijstelling van de geheimhoudingsbepalingen verkregen kan worden. Als dat positief verloopt én als blijkt dat het resultaat van de combinatie en doorzoeking van deze grote databestanden voldoende aanknopingspunten oplevert, dan zal de loop van 2023 door het FEC een beslissing worden genomen op een voorstel voor een vervolgonderzoek.
Aanbeveling 14: Inzet op internationale samenwerking in bestrijding criminele doorstroomactiviteiten
Het verstevigen van internationale samenwerkingsverbanden is één van de prioriteiten. Voor zowel het verstoren van netwerken als verdienmodellen. Ook wordt de samenwerking bevorderd met derde landen door het sluiten van samenwerkingsverbanden (MoU’s, verdragen, Joint Investigation Teams) en de inzet van netwerk van Nederlandse fieldofficers en liaisons met financiële expertise.
Aanbeveling 15: Het ontzeggen van toegang tot IBO’s aan doorstroomvennootschappen
Er zijn verkennende stappen gezet voor (her)onderhandelingen van IBO’s op basis van de gemoderniseerde tekst. De verwachting is dat in 2023 nadere gesprekken zullen plaatsvinden met een aantal landen waarmee Nederland bilaterale IBO’s heeft.
De verhouding tussen het EU-richtlijnvoorstel en belastingverdragen
Mocht een bilateraal verdrag in de weg lijken te staan van een heffing waartoe een richtlijn verplicht, dan dient Nederland dat verdrag te heronderhandelen en in overeenstemming te brengen
met het Unierecht.
Onderzoeken n.a.v. het rapport van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals
Er zijn inmiddels belangrijke stappen gezet met de aanname van het EU-richtlijnvoorstel voor de invoering van een minimumniveau van belastingheffing (Pijler 2). Pijler 2 beoogt de prikkel voor
bedrijven om winst te verschuiven naar laagbelastende landen te verminderen en beoogt een ondergrens te stellen aan belastingconcurrentie tussen landen. De lidstaten zijn verplicht om de richtlijn in te voeren per 1 januari 2024. Ook om deze reden ziet het kabinet op dit moment geen reden meer om nader onderzoek te doen naar een aftrekbeperking voor aandeelhouderskosten of royalty’s.
Geef een reactie