De verkoop van een onroerende zaak aan een bv, waarbij die bv geen aandelen toekent aan de verkoper, is in principe belast met overdrachtsbelasting.
Een man houdt alle aandelen in een bv en in een lichaam dat is gevestigd in de staat Delaware. Dat lichaam verkoopt in 2021 een onroerende zaak aan de bv tegen een verkoopprijs van € 250.000. De bv draagt echter een bedrag aan overdrachtsbelasting af van € 30.000. Dat bedrag hoort in 2021 bij een waarde van € 375.000. Vervolgens gaat de bv in bezwaar en beroep tegen de voldane overdrachtsbelasting. Daarbij stelt de bv ten eerste dat de verkrijging van de onroerende zaak in haar geval is vrijgesteld. Zij beweert alle activa en passiva te hebben overgenomen die verband houden met de onroerende zaak. Daarmee is volgens de bv sprake van een onderneming die bij de man is gebleven. Omdat de bv de verhuur van de onroerende zaak en de daarbij komende verplichtingen voortzet, is sprake van een inbreng van een onderneming, aldus de bv.
Geen gefacilieerde inbreng van onderneming
Rechtbank Den Haag gaat niet mee in de redenering van de bv. De toepassing van de vrijstelling bij inbreng van een onderneming in een aandelenvennootschap kent enkele voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat de inbreng tegen toekenning van aandelen moet plaatsvinden. Maar in deze zaak heeft geen toekenning van aandelen in de bv plaatsgevonden. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden van de vrijstelling. De bv is daarom wel degelijk overdrachtsbelasting verschuldigd.
Waarde in het economisch verkeer overtreft verkoopprijs
Het subsidiaire standpunt van de bv is dat de overdrachtsbelasting over een te hoog bedrag is berekend. De rechtbank verwerpt ook dit standpunt. Uit de ondertekende verklaring volgt dat over de getaxeerde waarde van de onroerende zaak € 30.000 aan overdrachtsbelasting wordt ingehouden. Dit betekent dat de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak op het moment van levering € 375.000 bedraagt. Dit bedrag is hoger dan de eerder overeengekomen koopprijs. In zulke situaties vormt de waarde in het economische verkeer de grondslag van de overdrachtsbelasting. Daarom verklaart de rechtbank het beroep van de bv ongegrond.
Wet: art. 9 en 15, eerste lid, onderdeel e WBRV en art. 14, eerste lid WBRV (tekst per 1 januari 2021)
Geef een reactie