Zolang feiten en omstandigheden alleen maar aanwijzingen en geen bewijzen zijn voor btw-fraude, mag de fiscus de aftrek van voorbelasting in beginsel niet weigeren.
De bedrijfsactiviteiten van een bv bestaan voornamelijk uit een groothandel in elektronische en telecommunicatieapparatuur en bijbehorende onderdelen. Daarmee is zij ondernemer voor de btw. Naar aanleiding van een controlerapport weigert de Belastingdienst de vooraftrek met betrekking tot btw die door een bedrijf is gefactureerd. Dit bedrijf is niet gemeld als leverancier. Volgens de inspecteur heeft het bedrijf btw-fraude gepleegd door bewust te weinig omzetbelasting te voldoen. Ook is het btw-nummer van deze leverancier ingetrokken. Overigens is in de administratie van het bedrijf een al geopende brief aan de bv aangetroffen. Verder wijst de Belastingdienst erop dat de bv goederen inkoopt bij het bedrijf en vervolgens doorverkoopt. Daarmee is zij volgens de fiscus een schakel in een keten waarin btw-fraude is gepleegd. De inspecteur beweert de bv te hebben gewezen op de kenmerken van ketenfraude. Daarom vindt hij dat de bv zich bewust is geweest van haar deelname aan de fraude.
Aanwijzing voor fraude is nog geen bewijs
Maar de Belastingdienst weet Rechtbank Den Haag niet te overtuigen. Om te beginnen is niet altijd sprake van fraude als een ondernemer de verschuldigde btw niet afdraagt. Bepaalde feiten en omstandigheden kunnen aanwijzingen zijn voor het bestaan van fraude, zonder dat zij fraude bewijzen. Evenmin is gebleken dat binnen de keten op enige andere wijze sprake is van fraude. Omdat de inspecteur de aanwezigheid van fraude niet heeft bewezen, mag hij aftrek van de voorbelasting niet weigeren.
Wet: art. 15, eerste lid, onderdeel a Wet OB 1968
Bron: Rechtbank Den Haag 14 maart 2023 (gepubliceerd 28 maart 2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:3523, AWB 22/1947
Geef een reactie