Als een stichting in economische zin samenwerkt met een bv, behoort een lening van de dga van de bv aan die stichting tot zijn resultaatsvermogen.
Op 2 mei 2016 is een holding opgericht. Een man die enig aandeelhouder is van een andere bv, krijgt op 12 mei 2016 9,25% van de aandelen in de holding. Op diezelfde dag vindt ook de oprichting van een stichting plaats. De man is lid van de raad van toezicht van de stichting. Op 12 mei 2016 sluiten de holding en de stichting een Services Agreement. Daarnaast sluiten de man en de stichting een Facility Agreement. Hierbij leent de man aan de stichting een bedrag van € 950.000. De man rekent zijn vordering op de stichting tot zijn box 3-vermogen. Maar de inspecteur is het daar niet mee eens. Volgens hem is hier sprake van een terbeschikkingstelling aan een samenwerkingsverband waartoe ook de bv behoort. Aangezien de man een aanmerkelijk belang heeft in de bv, is dus sprake van resultaat uit overige werkzaamheden.
Economische samenwerking
Het geschil belandt voor Rechtbank Gelderland. De rechtbank constateert dat de inhoud van de Services Agreement ertoe leidt dat de holding en de stichting in economische zin zijn gaan samenwerken. Zij hebben namelijk hun werkzaamheden op elkaar afgestemd en wisselen onderling informatie uit. De stichting krijgt een vergoeding van haar kosten van de holding, maar moet eventuele overschotten afdragen aan de holding. Bovendien is hierbij sprake van exclusiviteit. Vanwege de aanwezigheid van een samenwerkingsverband tussen de stichting en de holding, vormt de vordering van de man op de stichting inderdaad resultaatvermogen.
Geef een reactie