Ook in 2022 zag de belastingsector een toenemende juridische complexiteit en toenemende invloed van Europees en internationaal recht schrijft de Hoge Raad in het jaarverslag 2022.
In 2022 werden bij de belastingkamer van de Hoge Raad 970 zaken aanhangig gemaakt. De uitstroom was 1.135 zaken, waarvan 363 intrekkingen en afdoeningen door de griffier (32%) en 161 niet-ontvankelijkverklaringen (14%). De werkvoorraad zakte daardoor naar een kleine 800 zaken, wat overeenkomt met circa driekwart jaar productie van de belastingkamer. De gemiddelde doorlooptijd daalde naar 274 dagen.
Geschillen over de inkomstenbelasting (20,5% van het totaal) en over belastingen van lagere overheden (waaronder met name OZB/WOZ-zaken) (38%) vormden in aantal de grootste werkstromen. Vennootschapsbelastingzaken maakten 7% van het totaal uit, omzetbelasting- en douanezaken samen 14%.
In 2022 deed de belastingkamer diverse richtinggevende uitspraken over de mate van rechtsbescherming van belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen. De Hoge Raad noemt in het jaarverslag de zaak over de reikwijdte van de vraagbevoegdheid van de inspecteur waarbij zij enerzijds de wettelijke plicht om de vragen in een aangiftebiljet te beantwoorden ruim heeft uitgelegd, maar anderzijds de sanctie van omkering van de bewijslast bij niet- of onjuiste beantwoording beperkt uitgelegd door die sanctie te beperken tot de geschilpunten waarvoor het antwoord van belang kan zijn. Voor een uitgebreid commentaar op dit arrest, zie ‘HR geeft ruime invulling aan reikwijdte vraag-bevoegdheid’
Rechtsbescherming en rechtseenheid
Rechtsbescherming en rechtseenheid waren aan de orde in de zaak over een kwestie die de praktijk al geruime tijd bezig hield, namelijk de berekening van belastingrente over perioden waarin geen belastingschuld bestaat omdat het belastingbedrag al op de rekening van de fiscus staat. Een andere zaak die de Hoge Raad noemt in het jaarverslag is de zaak ‘Fiscus moet aanwezigheid vergrijp overtuigend aantonen’.
Bron: Hoge Raad, 4 april 2023
Geef een reactie