Ook als een bestuurder te laat een melding van betalingsonmacht heeft ingediend, heeft deze melding een doorlopende werking. Daardoor is het moeilijker voor de fiscus om die bestuurder voor later opgekomen belastingschulden aansprakelijk te stellen.
Een man is sinds 21 december 2011 bestuurder van een holding. De holding is op haar beurt weer bestuurder en enig aandeelhouder van een bv. Op 8 juni 2015 meldt de bestuurder dat de bv vier naheffingsaanslagen op dat moment niet kan betalen. Dit komt vanwege een geschil met het oude boekhoudkantoor van de bv. De bestuurder laat weten dat hij verwacht dat de bv in 2015 de naheffingsaanslagen wel kan betalen omdat zij nog wel winst maakt. Volgens de ontvanger van de belastingen heeft de bestuurder te laat zijn melding van betalingsonmacht ingediend. Maar uiteindelijk betaalt de bv de vier naheffingsaanslagen. Wel blijft sprake van een achterstand in haar fiscale betalingsverplichtingen. Nadat de bv op 26 oktober 2016 failliet is gegaan, stelt de ontvanger de bestuurder aansprakelijk voor de aanslagen die dan nog niet zijn voldaan. Daarbij verwijt de ontvanger de bestuurder geen geldige melding betalingsonmacht te hebben gedaan.
Gebrek eerste melding kleeft niet aan latere betalingsonmacht
Hof Arnhem-Leeuwarden vindt dat verwijt niet terecht. Op 8 juni 2015 heeft de bestuurder gemeld dat de bv moeite heeft met betalen. Zolang sprake is van een betalingsachterstand ter zake van een belasting waarvoor een tijdige en correcte melding van betalingsonmacht is gedaan, hoeft de bestuurder niet opnieuw een zodanige melding doen. Dit is alleen anders als de ontvanger het lichaam na ontvangst van een schriftelijke betaling doet weten de betalingsonmacht niet langer aanwezig te achten. De omstandigheid dat een melding betalingsonmacht voor een bepaalde belastingschuld niet tijdig is gedaan, doet niet af aan de doorlopende werking van die melding. Dit gebrek kleeft namelijk niet aan die melding voor zover het latere tijdvakken betreft.
Onbehoorlijk bestuur is niet bewezen
Omdat de bestuurder de betalingsonmacht van de belastingschulden waar het om gaat tijdig heeft gemeld, moet de ontvanger bewijzen dat het niet betalen van die belastingschulden is te wijten aan onbehoorlijk bestuur van de man. Dit lukt de ontvanger niet. Volgens het hof is niet te zeggen dat geen redelijk denkend bestuurder zou handelen zoals de bestuurder heeft gedaan. Daarbij speelt een rol dat de bv in eerdere jaren in staat is geweest haar fiscale verplichtingen uiteindelijk te voldoen. Het hof vernietigt daarom de aansprakelijkstelling.
Wet: art. 32, tweede lid en 36 Iw 1990
Geef een reactie