Staatssecretaris Van Rij informeert de Tweede Kamer over de vormgeving van de handhaving van de bpm bij de import van gebruikte voertuigen (parallelimport) in de komende jaren.
Het verbeteren van de handhaving op de parallelimport is een doorlopend proces. De ontwikkeling van een digitaal (aangifte)proces in de bpm is hierbij van belang. Een intensievere handhaving zal discussies over de waarde van een motorrijtuig echter niet volledig kunnen wegnemen. Het waarderen van geïmporteerde tweedehands motorrijtuigen (met schade) zal nooit volledig zijn in te kaderen, daarvoor is de praktijk te veelzijdig. Dit laat onverlet dat de Belastingdienst blijft inzetten op handhaving op de bpm heffing bij parallelimport.
Taxatierapport
Knelpunten in de parallelimport zien met name op de vaststelling van bpm op basis van een taxatierapport. In die gevallen is een prikkel aanwezig om zoveel mogelijk waardeverminderende aspecten (waaronder cosmetische schade) op te voeren om het bpm-bedrag zo laag mogelijk te krijgen. Bij het gebruik van taxatierapporten kunnen zich afwijkingen voordoen tussen de werkelijke waarde van het motorrijtuig en de getaxeerde waarde opgegeven in de aangifte bpm.
Er is onderzocht of een adviesrol voor de RDW past in de handhaving van de parallelimport. In deze adviesrol zou de RDW beoordelen of het voertuigbeeld overeenkomt met de gedane bpm-aangifte op het moment dat het motorrijtuig voor de inschrijving wordt gezien door de RDW. De conclusie is dat een nieuwe wijze van handhaving met een adviesrol voor de RDW op dit moment niet mogelijk is.
Geef een reactie