Het kabinet zal scherp toezien op een realistisch implementatietraject en heeft dan ook een voorbehoud gemaakt voor alle voorgestelde implementatietermijnen in het voorstel. Dit schrijft staatssecretaris Van Rij in antwoord op vragen over de beoordeling van de richtlijn en verordening betreffende btw-regels voor het digitale tijdperk.
De aanleiding voor de voorgestelde richtlijn en verordening is ten eerste het feit dat er momenteel sprake is van suboptimale btw-inning en controlemethoden. Het btw-gat in Europa (voor 2020 geschat op € 93 miljard) geeft aan wat het totaal aan misgelopen btw-inkomsten is. Een aanzienlijk deel daarvan wordt veroorzaakt door intracommunautaire btw-carrouselfraude. Ten tweede legt het huidige btw-systeem forse administratieve lasten en nalevingskosten op.
Administratieve lasten
Het voorstel heeft wat betreft de platformfictie zowel positieve als negatieve effecten op de administratieve lasten van platforms. Enerzijds is de inschatting dat het voorstel bijna een half miljard euro oplevert aan besparing van administratieve kosten als gevolg van stroomlijning en verduidelijking van de plaats van dienst regels voor de faciliteringsdienst die platforms verrichten. Anderzijds levert het volgens de studie ook een stijging van administratieve lasten op als gevolg van de nieuwe btw-verplichtingen die de platformfictie voor hen introduceert. Een belangrijke oorzaak van een mogelijke toename van administratieve lasten voor platforms is de verplichting om te registreren in een andere lidstaat. Dat is nodig als de achterliggende verrichter presteert aan een consument in een andere lidstaat dan die waar het platform gevestigd en/of geregistreerd is. Dat zou tot aanzienlijke administratieve lasten kunnen leiden doordat een platform een buitenlands btw-nummer moet verkrijgen en ook de aangifte en afdracht van btw volgens lokale btw-regelgeving en -procedures moet gaan doen als ware hij de verrichter van die dienst. Zeker voor kleine platforms zou het daardoor extra moeilijk kunnen worden om de markten van andere lidstaten te betreden. In het voorstel wordt dit voorkomen doordat het platform voor prestaties in die andere lidstaat de aldaar verschuldigde btw via de OSS kan laten lopen. Kleine platforms kunnen in beginsel ook een beroep doen op de Kleineondernemersregeling.
Digitale rapportageverplichtingen
Werkgeversorganisaties gaven aan dat twijfels bestaan over de haalbaarheid, de implementatietermijnen en de doelstelling (fraudebestrijding) van de digitale rapportageverplichtingen. Het kabinet benadrukt dat het alleen voorstander is van een digitaal rapportagesysteem met een elektronische facturatieverplichting als een dergelijk systeem op termijn structureel de administratieve lasten voor ondernemers verlicht en de fraudebestrijding verbetert. Het kabinet kan bevestigen dat zij scherp zal toezien op een realistisch implementatietraject en heeft dan ook een voorbehoud gemaakt voor alle voorgestelde implementatietermijnen in het voorstel. Verder schrijft Van Rij dat dataveiligheid een prioriteit is bij de onderhandelingen.
Geef een reactie