Ook als de akte van overdracht van vastgoed stelt dat namens een fonds wordt gehandeld, kan het toch de beheerder van dat fonds zijn die de economische eigendom van dat vastgoed verkrijgt. Deze beheerder is dan overdrachtsbelasting verschuldigd.
De oprichter van een fonds voor gemene rekening houdt 99,999 % van de uitgegeven participaties. Hij is tevens de enig bestuurder en oprichter van de beheerder van het fonds. De man verkoopt eind 2018 voor ruim € 9,9 miljoen de economische eigendom van een aantal onroerende zaken aan de beheerder ten behoeve van het fonds. In de verkoopakte staat dat er geen overdrachtsbelasting is verschuldigd omdat de man vrijwel alle participaties houdt, en dus in feite economisch eigenaar is gebleven. De inspecteur heft voor de verkoop overdrachtsbelasting na bij de beheerder van het fonds. Hij stelt dat de beheerder de economische eigendom zelf heeft verkregen in plaats van het fonds.
Terechte navordering overdrachtsbelasting
Hof Amsterdam bevestigde de naheffingsaanslag omdat de beheerder inderdaad voor eigen naam had gehandeld (NTFR 2022/3152). Uit de verkoopakte blijkt duidelijk dat de economische eigendom aan de beheerder is geleverd door haar bestuurder in privé. Dat er in de akte staat dat er ten behoeve van het fonds wordt gehandeld, maakt hierbij niet uit. Een verkrijging van de economische eigendom en een risico op waardeverandering blijkt onder meer uit de situatie bij faillissement van de beheerder. Noch de verkoper (enig bestuurder), noch het fonds kunnen voorbijgaan aan het faillissement. De beheerder heeft op grond van de verkoopakte ook meer verkregen dan alleen een recht op levering, bijvoorbeeld de juridische eigendom. Een beroep op een goedkeurend besluit faalde omdat het hierbij om een andere situatie ging, namelijk voorkoming van dubbele heffing als de beheerder van een fonds al was belast voor de verkrijging van de juridische eigendom.
Cassatieberoep niet inhoudelijk behandeld
De Hoge Raad laat de hofuitspraak op formele gronden in stand zonder nadere motivering. Het cassatieberoep hoeft niet inhoudelijk te worden behandeld omdat het niet van belang is voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
Wet: art. 2 WBRV
Bron: Hoge Raad 21 april 2023, 22/03071, ECLI:NL:HR:2023:679
Geef een reactie