Van de advisering kan ook op langere termijn geen voordeel worden verwacht, en de verhuur gaat niet verder dan normaal vermogensbeheer. Een woning met bijbehorende schuld en de grond vallen daarom alsnog volledig in box 3.
Een raadgevend ingenieur woont sinds 2009 in Oostenrijk. Hij laat op 7 maart 2012 een onderneming inschrijven bij de Nederlandse KvK om bepaalde opdrachten te krijgen. In 2006 tot en met 2018 behaalt hij slechts zes keer positieve resultaten. In deze resultaten zijn ook de (positieve) opbrengsten van de verhuur van Nederlandse landbouwgrond opgenomen. Hij kiest in zijn aangiften voor 2017 en 2018 niet voor binnenlandse belastingplicht. In 2017 behaalt hij een verlies uit onderneming, in 2018 een kleine belastbare winst. Hij heeft door hem ontvangen AOW-uitkeringen opgegeven als niet belastbaar in Nederland. De ingenieur is eigenaar van een Nederlandse woning die hij voor box 3 waardeert op de helft van de WOZ-waarde omdat deze deels ondernemingsvermogen zou zijn. Een op de woning rustende schuld trekt hij in 2017 en 2018 voor de helft in box 3 af. Volgens de inspecteur zijn de raadgevende activiteiten geen bron van inkomen. Hij stelt verder dat Nederland kan heffen over de AOW-uitkeringen. Ook wil hij de rendementsgrondslagen voor box 3 hoger vaststellen.
Geen onderneming(en)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de raadgevende activiteiten niet één onderneming kunnen vormen met de verhuuractiviteiten. Dat de activiteiten gezamenlijk bij de KvK zijn ingeschreven maakt dit niet anders. Volgens de rechtbank zijn de raadgevende activiteiten geen bron van inkomen omdat deze per saldo geen positieve voordelen opleverden, en niet kon worden verwacht dat dit zou veranderen. De woning en de daarop rustende schuld vallen volledig in box 3. Ook de verhuur van de landbouwgrond is geen onderneming omdat er zonder verrichte arbeid sprake is van normaal vermogensbeheer. De landbouwgrond behoort ook tot het box 3-vermogen.
AOW-uitkeringen belast
De rechtbank oordeelt dat Nederland op grond van het Verdrag met Oostenrijk mag heffen over de AOW-uitkeringen. Het betreffende artikel is niet strijdig met EU-recht omdat het niet uitmaakt dat Nederland in andere verdragen geen heffingsrecht heeft.
Box 3-inkomen
Uit een uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant voor 2013 (zie NTFR 2021/1426 voor het hoger beroep) volgt, anders dan de man aanneemt, niet dat de landbouwgrond per definitie buiten box 3 valt. Er is wel reden om een lager box 3-inkomen vast te stellen. Het werkelijke rendement is namelijk de huuropbrengst van de grond minus de rente op de woningschuld. De rechtbank komt op een negatief rendement uit, en stelt het box 3-inkomen op nihil vast.
Wet: art. 2.4 wet IB 2001, art. 3.2 Wet IB 2001 art. 3.111 wet IB 2001, art. 5.7 Wet IB 2001, art. 7.2 Wet IB 2001, art. 7.7 Wet IB 2001, art. 49 VWEU, art. 63 VWEU, art. 14 EVRM en art. 1 EP EVRM.
Geef een reactie