Staatssecretaris Van Rij heeft een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met een aanpassing van de aanvullende regeling voor antiek, kunst- en verzamelvoorwerpen, en in verband met aanpassingen van de bepalingen inzake plaats van dienst voor de heffing van omzetbelasting bij bepaalde diensten die virtueel aan een afnemer worden verricht. De wet treedt op 1 januari 2025 in werking.
In de Voorjaarsnota 2023 is al aangekondigd dat, naar aanleiding van een wijziging van de BTW-tarievenrichtlijn, een wetswijziging nodig was voor de margeregeling en de plaats van dienst voor virtuele activiteiten en virtuele toegang tot evenementen. Dit wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer. In het nader rapport van het wetsvoorstel geeft Van Rij aan dat hij de MvT op vijf punten heeft gewijzigd.
Margeregeling
De margeregeling voorkomt dat bij levering van gebruikte goederen door een wederverkoper btw wordt geheven over de totale verkoopprijs, inclusief de eerdere door de niet-aftrekgerechtigde betaalde en niet in aftrek gebrachte btw. Deze regeling wordt niet gewijzigd.
De margeregeling bevat een aanvullende bepaling voor bijzondere gevallen waarin de wederverkoper antiek, kunst- of verzamelvoorwerpen tegen het verlaagde tarief invoert of met toepassing van het verlaagde tarief krijgt geleverd door de maker of diens rechtverkrijgende onder algemene titel (hierna: maker), of een ondernemer die geen wederverkoper is. Er kan dan door de wederverkoper een verzoek worden gedaan om toepassing van de aanvullende margeregeling. Hij kan in die gevallen de op de aankoop drukkende btw niet in aftrek brengen. Deze wederverkoper is vervolgens bij doorverkoop van deze goederen btw verschuldigd over het verschil tussen de verkoopprijs en de aankoopprijs. Deze regeling wordt gewijzigd.
Door de implementatie van de BTW-tarievenrichtlijn kan een wederverkoper voortaan de aanvullende margeregeling niet toepassen als hij antiek, kunst- of verzamelvoorwerpen tegen het verlaagde tarief krijgt geleverd, intracommunautair heeft verworven of heeft ingevoerd. De wederverkoper kan hierdoor mogelijk minder concurrentieverstoringen ervaren.
Plaats van dienst voor bepaalde virtuele activiteiten en virtuele toegang tot evenementen
De hoofdregel voor B2B-diensten is gebaseerd op het bestemmingslandbeginsel. De plaats van dienst is de plaats waar de afnemende ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft. De hoofdregel voor B2C-diensten is gebaseerd op het oorsprongslandbeginsel. De plaats van dienst is de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd dan wel een vaste inrichting heeft van waaruit de dienst wordt verricht. Een van de uitzonderingen op deze hoofdregels heeft betrekking op diensten van culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve of vermakelijke aard. Deze culturele e.d. diensten zijn – in afwijking van de twee hoofdregels – belast op de plaats waar de evenementen of activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen B2B- en B2C-diensten. Deze regeling wordt gewijzigd.
De implementatie van de BTW-tarievenrichtlijn regelt dat de plaats van dienst van virtuele diensten van culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve en vermakelijke aard is daar waar de afnemende ondernemer is gevestigd of zijn vaste inrichting zich bevindt, of waar de andere dan ondernemer, bijvoorbeeld een particulier, is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.
Bron: Wetsvoorstel wijziging Wet op de omzetbelasting (antiek en virtuele diensten), Ministerie van Financien, 22 mei 2023 en Tweede Kamer, 15 mei 2023
Geef een reactie