Als een investeringsfonds de afgenomen adviesdiensten zelf nodig heeft voor het nemen van investeringsbeslissingen, ontbreekt er een rechtstreeks verband tussen deze kosten en de later verrichte prestaties.
Een bv (beherend vennoot) richt met een andere bv, tevens haar enig bestuurder en aandeelhouder, en een Limited Partnership (LP) een commanditaire vennootschap (cv) op. De cv gaat als een investeringsfonds met vooral private equity investeringen optreden. Haar twee commanditaire vennoten zijn beide in de investeringssector actief. In het oprichtingsdocument staat dat de beherend vennoot haar taken en verantwoordelijkheden overdraagt aan de andere bv. Noch de beherend vennoot, noch de cv hebben werknemers in dienst. Zij maken gebruik van werknemers die de andere bv voor een management fee ter beschikking stelt. De inspecteur heft btw na omdat de cv ten onrechte btw heeft afgetrokken.
Geen economische activiteit
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de cv geen btw-ondernemer is. De rechtbank acht ondanks de bepalingen in het oprichtingsdocument en de gesloten contracten aannemelijk dat de cv zelf de afnemer is van bepaalde adviesdiensten. Er is echter geen sprake van de voor btw-ondernemerschap vereiste economische activiteit. De cv gebruikte de adviesdiensten (eerst) zelf voor het nemen van investeringsbeslissingen, zodat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen deze kosten en de later verrichte prestaties. Ook als deze kosten geheel zou worden doorbelast, dan staan zij niet in verhouding tot de door de cv verrichte prestaties zodat een reëel verband met de prestaties ontbreekt. Het ter beschikking stellen van een bepaalde commissaris door de cv kan, zonder een nadere toelichting, ook geen economische activiteit zijn. De rechtbank concludeert ten slotte dat uit drie (concept)rapporten van de Belastingdienst, anders dan de cv stelt, duidelijk blijkt dat zij geen recht had op btw-aftrek. In het definitieve rapport staat bovendien geen uitputtende omschrijving van de voorwaarden waaronder private equity fondsen btw-ondernemers kunnen zijn. Het hierin opgenomen voorbeeld is ook niet gericht op de specifieke situatie van de cv.
Wet: art. 1 Wet OB 1968, art. 7 Wet OB 1968, art. 15 Wet OB 1968 en art. 37 Wet OB 1968
Bron: Rechtbank Noord-Holland 27 maart 2023 (gepubliceerd 2 juni 2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:4110, 21/3450
Geef een reactie