Rente op geldleningen, bankdeposito’s en rekening-courant zijn een tegenprestatie voor het (vrijgestelde) verlenen van krediet. Deze rente telt dan ook mee voor het bepalen van de btw-aftrek naar omzetverhoudingen.
Een bedrijf houdt zich volgens de akte van oprichting bezig met de exploitatie van onroerend goed, maar ook met het verstrekken van leningen aan andere vennootschappen. De inspecteur legt na een boekenonderzoek naheffingsaanslagen btw met verzuimboeten van 10% op. Hij stelt vast dat de door een adviseur verzorgde aangiften niet aansluiten op de administratie. Ook is er bij het bepalen van de aftrekbare btw niet of onvoldoende rekening gehouden met het aandeel van de vrijgestelde prestaties.
Aftrekbare btw verkeerd berekend
Hof Amsterdam bevestigt, net als eerder Rechtbank Noord-Holland (niet gepubliceerd), de naheffingsaanslagen. Bij goederen en diensten die ook voor vrijgestelde prestaties worden gebruikt, wordt de btw-aftrek in principe naar de omzetverhoudingen berekend (pro rata). Er kan alleen van het werkelijke gebruik worden uitgegaan als dit objectief en nauwkeurig kan worden vastgesteld. Het bedrijf heeft alleen een schatting van de tijdsbesteding ingebracht, dit is onvoldoende bewijs van het werkelijk gebruik. Bij het bepalen van de pro rata kan slechts een klein deel van de ontvangen renteopbrengsten buiten beschouwing blijven. Rente op geldleningen, bankdeposito’s en rekening-courant zijn een tegenprestatie voor het (vrijgestelde) verlenen van krediet. De kredietverlening kan ook niet als bijkomstig worden aangemerkt gezien de omvangrijke opbrengst en daarvoor ingekochte diensten. Het bedrijf kan geen beroep doen op in de bankenresolutie opgenomen beleid omdat dit alleen geldt voor banken.
Wet: art. 11 lid 1 onderdeel j Wet OB 1968, art. 15 Wet OB 1968, art. 37 Wet OB 1968, art. 11 Uitv.besch. OB, en art. 67c AWR
Geef een reactie