De Kennisgroep IBR vpb & winst heeft de vraag beantwoord of Nederland voorkoming van dubbele belasting moet verlenen voor de door Duitsland ingehouden bronbelasting op de interest over een mezzaninelening.
Een in Nederland gevestigde vennootschap heeft een zogenoemde mezzaninelening verstrekt aan een in Duitsland gevestigde, niet-gelieerde vennootschap. De vergoeding voor deze financiering bedraagt een bepaald percentage van de winst met als maximum een bepaald percentage van de hoofdsom. Op de door de Duitse vennootschap betaalde vergoeding is door Duitsland bronbelasting ingehouden. Bij de Duitse vennootschap is deze vergoeding aftrekbaar van de winst. De Nederlandse vennootschap beschikt niet over een vaste inrichting in Duitsland.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, Belastingverdrag Nederland-Duitsland 2012 is interest uitsluitend belastbaar in de woonstaat, in casu Nederland.
Echter, in het onderhavige geval gaat het om interest op een lening waarvan het rentepercentage is gekoppeld aan de winst van de schuldenaar en is de interest aftrekbaar bij het vaststellen van de winst van de schuldenaar. In dat geval mag ook Duitsland als bronstaat de interest belasten (artikel IX. ad artikelen 10 en 11 van het protocol bij het Verdrag).
Duitsland heeft dus terecht bronbelasting ingehouden, waarbij genoemde protocolbepaling overigens geen maximum stelt aan het tarief. Nederland mag als woonstaat de interest eveneens belasten. Dit heffingsrecht wordt door Nederland ook geëffectueerd, nu deze mezzaninelening voor Nederlandse fiscale begrippen kwalificeert als vreemd vermogen, waardoor de vergoeding als rentebate bij de Nederlandse vennootschap in de heffing wordt betrokken.
Artikel 22 van het Verdrag, het voorkomingsartikel, bevat echter geen verwijzing naar genoemde protocolbepaling. Dat betekent dat voor deze situatie in het Verdrag geen voorkoming van dubbele belasting is geregeld.
De vraag is of Nederland ter voorkoming van dubbele belasting moet verlenen voor de door Duitsland op grond van artikel IX van het Protocol bij het Verdrag ingehouden bronbelasting?
In een situatie waarin het niet verlenen van voorkoming van dubbele belasting aantoonbaar tot dubbele heffing leidt, kan een tegemoetkoming door Nederland op zijn plaats zijn. In casu kan belanghebbende de bevoegde autoriteit van Nederland verzoeken een onderling overlegprocedure op te starten met Duitsland op grond van artikel 25 van het Verdrag.
Geef een reactie