De Kennisgroep dividendbelasting en bronbelasting heeft de vraag beantwoord of inhouding van dividendbelasting achterwege mag blijven indien nog geen belaste opbrengst ter beschikking is gesteld ter grootte van het bedrag van de reeds aanwezige zuivere winst op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het moment waarop het lichaam als vrijgestelde beleggingsinstelling wordt aangemerkt (artikel 1, vijfde lid, onderdeel b, Wet op de dividendbelasting 1965).
Een fonds voor gemene rekening dat regulier belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting beschikt over positieve winstreserves.Het fonds verzoekt op enig moment om als vrijgestelde beleggingsinstelling te worden aangemerkt ingevolge artikel 6a Wet Vpb 1969. Vanaf dat moment lijdt het fonds een verlies dat de winstreserve uit de voornoemde belaste periode overtreft. De winstreserve wordt daardoor dus per saldo negatief. Wanneer het fonds vervolgens weer winsten behaalt en de winstreserve uiteindelijk per saldo weer positief is, wenst het fonds uitkeringen te doen.
Een vbi in de zin van artikel 6a Wet Vpb 1969 moet dividendbelasting inhouden bij het ter beschikking stellen van een opbrengst, indien zij nog geen opbrengst ter beschikking heeft gesteld ter grootte van het bedrag van de zuivere winst die reeds aanwezig was op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip waarop de vbi wordt vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Het maakt daarbij niet uit dat de vbi verliezen heeft geleden nadat zij is vrijgesteld van vennootschapsbelasting.
Geef een reactie