Het wetsvoorstel brengt geen verandering in de reikwijdte van het huidige verlaagde btw-tarief op leveringen van kunstvoorwerpen. Staatssecretaris Van Rij stuurt de nota naar aanleiding van het verslag over het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met een aanpassing van de aanvullende regeling voor antiek, kunst- en verzamelvoorwerpen en virtuele diensten.
De beoogde wijziging heeft als doel concurrentieverstoringen tussen lidstaten te voorkomen. Deze concurrentieverstoringen kunnen ontstaan door samenloop van het verlaagde btw-tarief op de inkoop van antiquiteiten, kunst- en verzamelvoorwerpen en de toepassing van de margeregeling op de doorverkoop van deze goederen.
Dit wetsvoorstel brengt geen verandering in de reikwijdte van het huidige verlaagde btw-tarief op leveringen van kunstvoorwerpen. Het is correct dat niet alle leveringen van kunstvoorwerpen onder het verlaagde tarief vallen. Het verlaagde tarief is momenteel van toepassing op onder meer leveringen van kunstvoorwerpen door de maker (kunstenaar), maar niet op leveringen van kunstvoorwerpen door bijvoorbeeld veilinghuizen. Nederland maakt hiermee gebruik van de volledige ruimte die de BTW-richtlijn 2006 op dit punt momenteel biedt. Dit wetsvoorstel implementeert alleen de verplichte onderdelen uit de BTW-tarievenrichtlijn. Deze richtlijn dwingt niet tot een aanpassing van de verlaagde tarieven.
Onlangs is de evaluatie van het verlaagde btw-tarief, waaronder ook het verlaagde tarief op leveringen van kunstvoorwerpen, aan de Kamer verzonden. Het uitgangspunt ten aanzien van het eventueel benutten van nieuwe beleidsruimte is om de resultaten van die evaluatie mee te nemen. Het kabinet vindt het belangrijk om die resultaten en de aanbevelingen zorgvuldig te bestuderen en komt op Prinsjesdag met een inhoudelijke reactie op dit rapport waarbij ook wordt ingegaan op het verlaagde btw-tarief op culturele goederen en diensten, met inbegrip van kunstvoorwerpen.
Geef een reactie