Als een gemachtigde meer zaken op zich neemt dan in zijn agenda passen, kan een procedure langer duren zonder dat zijn cliënt daarvoor een immateriële schadevergoeding krijgt.
Een gemachtigde verzoekt in een beroepsprocedure tegen een WOZ-beschikking om een immateriële schadevergoeding voor zijn cliënte. Zijn motivering is dat de redelijke termijn is overschreden. Inderdaad is sinds de ontvangst van het bezwaarschrift van de cliënte meer dan twee jaar verstreken. Hof Den Haag oordeelt echter dat dit voortvloeit uit het handelen van de gemachtigde. De gemachtigde treedt in honderden zaken bij gerechten over heel Nederland op. Maar veel van deze zaken passen niet binnen zijn agenda. Het hof rekent dit toe aan de gemachtigde zelf. Ook heeft de gemachtigde in alle fasen van het geding verwarring gezaaid bij de heffingsambtenaren en gerechtigden. Dit heeft hij onder meer gedaan door herhaalde beroepen op betalingsonmacht griffierecht in te dienen die niet met stukken waren onderbouwd.
Digitale zitting geen reden om termijn te verkorten
De gemachtigde stelt dat juist een verkorting van de redelijke termijn hier op zijn plaats is omdat zittingen nu ook digitaal kunnen plaatsvinden. Maar dat maakt volgens het hof geen verschil uit voor de zittingscapaciteit. Het hof ziet al met al geen reden om de cliënte een immateriële schadevergoeding toe te kennen.
Wet: art. 8:88, eerste lid, onderdeel c Awb
Bron: gerechtshof Den Haag 23 maart 2023 (gepubliceerd 3 juli 2023), ECLI:NL:GHDHA:2023:1009, BK-22/00588
Geef een reactie