De Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting heeft de vraag beantwoord wat de gevolgen zijn voor de inkomstenbelasting, als de verzekeringnemer met het expiratiekapitaal van een Pre-Brede Herwaarderingslijfrente een uitkerende lijfrente aankoopt met als begunstigde een derde.
A is verzekeringnemer van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule, waarop het Pre-Brede Herwaarderingsregime van toepassing is. De kapitaalverzekering expireert. A koopt met het expiratiekapitaal een direct ingaande lijfrente aan met willekeurige derde B als herroepelijke begunstigde. B is meerderjarig en ongehuwd. B is woonachtig in Nederland.
De lijfrentetermijnen zijn bij B belast als periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.100 van de Wet IB 2001. Op grond van artikel 25 van de Wet Wet IB 1964) (tekst 1991) behoren termijnen van lijfrenten tot de inkomsten uit vermogen. Op grond van artikel 75 Wet IB 1964 (tekst 2000) blijven deze regels van kracht zoals die golden op 31 december 1991. Op grond van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, eerste lid, aanhef, onder a en slotzin, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 worden deze inkomsten aangemerkt als belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.100 Wet IB 2001. Gezien het bovenstaande zijn de lijfrentetermijnen, zolang B begunstigde is en derhalve aan B worden uitgekeerd, belast als periodieke uitkeringen bij B.
Het aankopen van de lijfrente ten behoeve van de herroepelijke begunstigde B leidt niet tot heffing van inkomstenbelasting bij A, nu als gevolg van het van toepassing zijnde Pre-Brede Herwaarderingsregime geen sprake is van een verboden handeling.
Geef een reactie