Voor zover geleden verliezen nog dreigen te verdampen, kan een bezwaar tegen een aanslag en verliesvaststellingsbeschikking een procesbelang meebrengen.
Een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting beschikt aan het begin van 2017 over € 2.697.223 aan nog niet verrekende verliezen. Deze verliezen zijn geleden in de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2016. De fiscus legt (de moedervennootschap van) de FE een aanslag Vpb 2017 op naar een belastbare winst van negatief € 303.807. Het bedrag van de aanslag bedraagt daarom nihil. Daarnaast stelt de inspecteur het verlies over 2017 per beschikking vast op € 303.807. De moedervennootschap van de FE gaat in bezwaar tegen deze verliesvaststellingsbeschikking. Zij wil in het boekjaar 2018/2019 verkochte onroerende zaken waarderen tegen de waarde in het economische verkeer. Tot en met het jaar 2016 waren deze zaken fiscaal gewaardeerd op kostprijs minus afschrijvingen. Door zo over 2017 een herwaarderingswinst van € 2.461.423 te creëren, hoopt de FE verliesverdamping te voorkomen.
Grens aan keuzevrijheid tot herwaardering
Maar de Belastingdienst wijst haar bezwaarschrift af vanwege het ontbreken van een procesbelang. Rechtbank Den Haag (NTFR 2022/3707) is het daarmee eens. Maar in hoger beroep oordeelt hof Den Haag dat de moedervennootschap wel een procesbelang heeft. Hoewel de aanslag over 2017 niet verandert, kan de FE toch in een betere positie komen. Met een geslaagd beroep is immers verliesverdamping te voorkomen. Toch verklaart het hof het beroep van de moedervennootschap ongegrond. De onroerende zaken die de FE wil herwaarderen, hebben namelijk dezelfde aard en functie als ander vastgoed dat de FE niet wil herwaarderen. Nu heeft een ondernemer enige keuzevrijheid om bedrijfsmiddelen te herwaarderen. Maar deze vrijheid gaat niet zo ver, dat hij binnen een categorie bedrijfsmiddelen het ene bedrijfsmiddel wel herwaardeert en het andere niet. Daarmee zou de ondernemer namelijk in strijd met het goedkoopmansgebruik handelen.
Minder verliesverdamping sinds 1 januari 2022
Sinds 1 januari 2022 zijn verliezen in de vennootschapsbelasting in principe onbeperkt voorwaarts verrekenbaar. Dat wil zeggen, ze verdampen niet meer automatisch na het verstrijken van een bepaalde termijn. Wel is in een jaar de verliesverrekening onbeperkt to een bedrag van € 1 miljoen plus 50% van de belastbare winst. Een eventueel verliesoverschot is door te schuiven. Maar een belangrijke wijziging van belang in een vennootschap kan wel het einde betekenen van de voorwaartse verliesverrekening.
Wet: art. 3.25 en 3.30a Wet IB 2001 en art. 8, 20 en 20a Wet Vpb 1969
Geef een reactie