De Kennisgroep formeel heeft een vraag beantwoord over de bevoegdheid van de Belastingdienst om in een bepaalde situatie stukken op te vragen. Mag de Belastingdienst stukken op vragen om daarmee antwoord te krijgen op de schuldvraag voor een boete?
De Kennisgroep meent deze vraag bevestigend te kunnen beantwoorden. De Kennisgroep baseert zich op art. 3:2 Awb, art. 47 AWR en titel 5.2 Awb.
In het kader van de zorgvuldige voorbereiding van een boetebesluit mag de inspecteur vragen stellen, zowel mondeling als schriftelijk. Ook het opvragen van stukken is op grond van artikel 3:2 Awb toegestaan. De inspecteur is op grond van artikel 3:2 Awb bevoegd om vragen te stellen en om (inzage in) stukken te vragen. Als hieraan geen gehoor wordt gegeven, dan kan op grond van die bepaling de medewerking niet worden afgedwongen. De vraag die daardoor rijst is of er mogelijk ook een andere grondslag voor het stellen van vragen en het vragen om (inzage in) stukken kan worden gevonden. De kennisgroep ziet twee mogelijkheden, namelijk art. 47 AWR en titel 5.2 Awb. Dit staat echter niet met zoveel woorden in die bepalingen.
Het is duidelijk dat de wetgever de in artikel 47 e.v. AWR neergelegde verplichtingen ten dienste van de belastingheffing ook van toepassing wilde laten zijn ten dienste van het schuldonderzoek. Als het begrip belastingheffing in art. 47 AWR niet ook boeteoplegging omvat, dan geldt vermoedelijk tevens dat de buitentoepassingverklaring – in art. 1 lid 3 AWR – van titel 5.2 Awb is beperkt tot alleen de belastingheffing, dus zonder boeteoplegging. Dan zou de inspecteur in het kader van fiscale boeteoplegging bevoegdheid aan titel 5.2 Awb kunnen ontlenen een belastingplichtige te dwingen vragen te beantwoorden of stukken te overleggen in het kader van de schuldvraag; uiteraard moet ook dan de Belastingdienst rekening houden met de waarborgen van art. 6 EVRM.
Geef een reactie