Volgens de UvA heeft zij op generlei wijze beloftes aan EY heeft gedaan om kansen te scheppen voor EY om de kennis, expertise en praktische inzichten van EY over (onder andere) de fiscale gebruiksmogelijkheden van blockchain, te delen met beleidsmakers, waaronder de OESO, de Verenigde Naties en de EU. Dit schrijft minister Dijkgraaf in antwoord op Kamervragen over het artikel ‘Universiteit van Amsterdam beloofde EY wetenschappelijk advies in ruil voor sponsordeal’.
De UvA geeft aan dat de onderzoekssamenwerking tussen de UvA en EY valt onder de paraplu van het project “Designing the tax system for a Cashless, Platform-based and Technology-driven society” (het CPT-project) van de sectie Belastingrecht (het Amsterdam Center for Tax Law) van de UvA. De UvA en EY hebben de afspraken vastgelegd in een overeenkomst. Daarnaast is er een memo waarin algemene en specifieke voordelen van een samenwerking tussen de UvA en EY worden benoemd. De voordelen die worden genoemd in het memo zijn niet opgenomen in de afspraken en voorwaarden die zijn vastgelegd in de overeenkomst. De UvA geeft aan dat de voordelen op generlei wijze onderdeel zijn van de overeenkomst, noch van de onderzoekssamenwerking en dat deze niet aan EY zijn toegezegd. Daarnaast zijn volgens de UvA de in het memo genoemde voordelen niet toegekend, met andere woorden de in het memo opgenomen voordelen hebben volgens de UvA in de praktijk niet zijn beslag gekregen. De UvA heeft aangegeven het memo niet passend te vinden.
Schijn van belangenverstrengeling en afhankelijkheid
Volgens minister Dijkgraaf wekt het bestaan van het memo naast de overeenkomst de schijn van afhankelijkheid en belangenverstrengeling. De UvA heeft aangegeven dat, naast het gebruikelijke toezicht op de wetenschappelijke integriteit bij het aangaan en uitvoeren van onderzoek, een interne evaluatie zal plaatsvinden naar de uitvoering van het CPT-project, mede in het licht van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit Ook heeft Dijkgraaf de UvA gevraagd of er nog andere sponsorcontracten bij deze vakgroep zijn die de aandacht behoeven. De UvA zal ook deze vraag meenemen bij de interne evaluatie. De UvA voorziet de evaluatie in het voorjaar van 2024 af te ronden.
Evaluatie NGWI
De instellingen zijn verantwoordelijk voor het scheppen van de juiste cultuur en randvoorwaarden voor een integere wetenschapsbeoefening. Zij dienen te voldoen aan de zorgplichten zoals opgenomen in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit (NGWI). Volgens Dijkgraaf is het belangrijk om het gesprek met de instellingen te blijven voeren en hen aan te blijven spreken op hun verantwoordelijkheid hiervoor, zo stevig als nodig is. Daarnaast heeft hij de opstellers van de NGWI verzocht de code te laten evalueren door een onafhankelijke commissie, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de normen en zorgplichten die gerelateerd zijn aan transparantie en onafhankelijkheid. Dijkgraaf verwacht de Kamer voor de zomer van 2024 te informeren over de uitkomsten van de evaluatie.
Geef een reactie