Volgens Advocaat-generaal Pauwels vormt de verstrekking van een onzakelijke lening voor de schenkbelasting geen schenking onder een opschortende voorwaarde.
Een man houdt alle aandelen in een holding. Zijn drie kinderen hebben via hun persoonlijke houdstervennootschappen samen alle aandelen in een bv. De holding van de vader sluit medio 2007 een intentieovereenkomst om een octrooi te verwerven. De ontwikkeling van het octrooi zal plaatsvinden in de bv. Op 13 december 2007 verstrekt de holding van de vader een lening van € 166.670 aan elk van de drie houdstervennootschappen van de kinderen. De leningen hebben aanvankelijk een looptijd tot 31 december 2009 en de afgesproken rente bedraagt 6%. De houdstervennootschappen lenen het geleende geld door aan de bv. In latere jaren vindt een uitbreiding van het leenplafond en verlengingen van de looptijd plaats. Op 22 december 2009 zijn de schulden van de persoonlijke houdstervennootschappen opgelopen tot elk € 519.198. Diezelfde dag lossen de houdstervennootschappen hun schulden aan de holding af door hun vorderingen op de bv over te dragen.
Vaststellingsovereenkomst
Op 17 december 2014 is de bv in totaal nog € 1.488.510 schuldig aan de holding. De holding scheldt de bv dit bedrag kwijt. In een vaststellingsovereenkomst (VSO) spreekt een van de zoons het volgende af met de Belastingdienst:
- De lening van de holding aan de bv ter grootte van € 1.488.510 kwalificeert als een onzakelijke lening.
- De inspecteur zal aan de zoon twee aanslagen schenkbelasting opleggen.
- In een eventueel te voeren beroepsprocedure zullen de partijen zich beperken tot de rechtsvraag of in deze situatie sprake is van een schenking voor de schenkbelasting.
Aanslagen schenkbelasting
De eerste aanslag schenkbelasting ziet op een schenking in verband met het verstrekken van de lening van € 166.670 in 2007. De inspecteur stelt dat de holding bij het verstrekken van die lening een onzakelijk debiteurenrisico heeft aanvaard. Hij stelt de hoogte van de schenking vast op basis van de contante waarde van het renteverschil van 10 procentpunten tussen een zakelijke rente en de overeengekomen rente. Dat levert een belaste schenking op van € 28.917. De tweede aanslag heeft betrekking op de verruiming van de leenfaciliteit in 2008. Volgens de fiscus is feitelijk sprake van een sprake van een schenking van een onzakelijk uitgeleend bedrag ter grootte van € 351.330. Dit is gebeurd onder de opschortende voorwaarde van het zich manifesteren van het debiteurenrisico, wat is gebeurd in 2014, aldus de fiscus. De zoon begint vervolgens een beroepsprocedure tegen de aanslagen schenkbelasting.
Geen schenking onder opschortende voorwaarde
Uiteindelijk moet de Hoge Raad beoordelen of in 2014 inderdaad een belaste schenking heeft plaatsgevonden. Advocaat-generaal (A-G) Pauwels komt tot de volgende conclusie. Op 1 januari 2010 is in de wet opgenomen dat een gift onder opschortende voorwaarde wordt geacht tot stand te komen wanneer men de voorwaarde vervult. Deze bepaling geldt volgens de A-G ook voor een schenking onder opschortende voorwaarde die in 2008 is voldaan en waarvan in 2014 de voorwaarde is vervuld. Maar het verstrekken van een onzakelijke lening valt niet aan te merken als een schenking onder opschortende voorwaarde. Daarom adviseert de A-G de Hoge Raad om het cassatieberoep van de staatssecretaris van Financiën ongegrond te verklaren.
Andere omstandigheden
Voor het geval de Hoge Raad een breder arrest wil wijzen, behandelt de A-G de vraag of het verstrekken van een onzakelijke lening wel op een andere manier een schenking kan inhouden. De A-G meent dat:
- Men het verstrekken van een onzakelijke lening niet moet zien als een gedeeltelijke kapitaalstorting.
- Een zakelijke kwijtschelding van een onzakelijke lening houdt geen schenking in.
- Het verstrekken van een onzakelijke lening is wel aan te merken als een schenking van vruchtgebruik. Daarop zijn dan de waarderingsregels voor vruchtgebruik van toepassing zijn met inachtneming van een aftrek voor de berekende rente.
Wet: art. 7:186 BW en art. 1, negende lid SW
Masterclass (excessief) lenen van en aan de B.V.
In deze cursus behandelt mr. Almer de Beer het wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap en het leerstuk van de onzakelijke lening. Daarbij wordt de theorie behandeld vanuit (vele) praktijkvoorbeelden en staat hij uitgebreid stil bij de mogelijke oplossingen voor het afbouwen van rekening-courantschulden.
Geef een reactie