Dat iemand door de inwerkingtreding van een nieuw belastingverdrag erop achteruit gaat, is nog geen reden om van het nieuwe verdrag af te wijken.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant moet uitspraak doen in de volgende zaak. Het betreft een gehuwde vrouw die in de jaren 2017 tot en met 2019 inkomen uit Nederland heeft ontvangen. Dit inkomen uit Nederland bestaat uit loon- en pensioeninkomsten en een AOW-uitkering. Daarnaast heeft de vrouw twee uitkeringen uit Duitsland ontvangen. In haar aangiftes IB/PVV over de jaren 2017 en 2018 claimt zij een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Maar de Belastingdienst weigert deze aftrek toe te kennen. Daarop gaat de vrouw in beroep. Zij stelt dat het op 1 december 2015 ingevoerde belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland haar in een slechtere financiële positie brengt dan het vorige verdrag. Daarnaast stelt zij dat de Nederlandse heffingsbevoegdheid in het verdrag geen heffingsverplichting inhoudt. Ook zou met de kleine pensioenregeling in het belastingverdrag het discriminatieverbod zijn geschonden.
Uitkering volgens nationale wet belast
De rechtbank stelt vast dat geen regel verbiedt dat de rechtspositie van een belastingplichtige als gevolg van de invoering van een nieuw belastingverdrag verslechtert. Burgers kunnen bovendien in het algemeen redelijkerwijs niet erop vertrouwen dat wetgeving ongewijzigd zal blijven. Daarnaast heeft de Hoge Raad al geoordeeld dat de kleinepensioenregeling geen vorm van verboden discriminatie is. Zie NTFR 2022/3516 en ‘Kleine pensioenregeling in verdrag met Duitsland mag’. Ten slotte gaat de rechtbank in op het feit dat Nederland volgens het belastingverdrag kan heffen. Deze omstandigheid betekent niet dat de inspecteur de vrijheid heeft om naar behoeven van de heffing af te zien. De Duitse uitkeringen behoren op grond van de nationale wetgeving namelijk tot het belastbare inkomen van de vrouw. Voor zover sprake is van dubbele belasting, is het aan Duitsland om een tegemoetkoming te bieden. Dit vloeit voort uit het verdrag. De rechtbank verklaart het beroep van de vrouw ongegrond.
Verdrag: art. 17 Verdrag NL-Duitsland
Wet: art. 3.81 Wet IB 2001 en art. 10 Wet LB
Verdiepingscursus Internationale aspecten loonheffing
Tijdens deze verdiepingscursus zoomt loonheffingenspecialist Jaap Spierenburg in op de internationale aspecten van de loonheffingen. Daarbij onder meer aandacht voor belastingplicht van niet in Nederland wonende werknemers, inhoudingsplicht voor niet in Nederland gevestigde werkgevers, internationale sociale zekerheid, de internationale aspecten van de werkkostenregeling en de 30%-regeling. Ook komen praktische zaken aan de orde die een rol spelen in de loonadministratie voor grensoverschrijdende werknemers en wordt aandacht besteed aan de salary split.
Geef een reactie