Er zijn te veel verschillen tussen medische hulpmiddelen en geneesmiddelen om medische hulpmiddelen ook onder het verlaagd btw-tarief te laten vallen.
Een bv die deel uitmaakt van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting (FE OB) vervaardigt en levert farmaceutische producten. Zij brengt onder andere producten voor huidaandoeningen zoals eczeem, acne, rosacea en andere huidirritaties op de markt. De bv levert deze producten via een eigen webshop. De afnemers zijn voornamelijk particulieren. Daarnaast levert de bv de producten aan apotheken en huidspecialisten. De producten zijn bovendien verkrijgbaar bij drogisterijen. Voor de producten is geen handelsvergunning of parallelle handelsvergunning afgegeven. Daarom kwalificeren zij niet als geneesmiddelen die onder het verlaagde btw-tarief vallen. De producten voldoen wel aan de voorschriften van medische hulpmiddelen. Volgens de bv is het verschil in behandeling tussen geneesmiddelen en medische hulpmiddelen in strijd met het fiscale neutraliteitsbeginsel. Daarom begint zij een beroepsprocedure voor hof Den Haag.
Medische hulpmiddelen verschillen van geneesmiddelen
Het hof oordeelt echter dat tussen de producten van de bv en geneesmiddelen wezenlijke verschillen bestaan die uitsluiting van het lage tarief rechtvaardigen. De producten hebben een andere werking dan geneesmiddelen. Bovendien gelden voor geneesmiddelen zwaardere eisen, onder meer wat betreft de toetsing op werkzaamheid en schadelijkheid. Verder oordeelt het hof dat de Nederlandse wetgever binnen zijn bevoegdheden is gebleven. Mocht daarom al sprake zijn van een schending van het unierechtelijke neutraliteitsbeginsel, dan moet men dat ter beoordeling aankaarten bij de nationale wetgever. Maar het hof geeft aan dat van zo’n schending geen sprake is.
Wet: art. 9 en Tabel I, post a.6 Wet OB 1968
Geef een reactie