Het uitgangspunt is en blijft dat de poststempel weergeeft wat de datum is waarop een beroepschrift op de post is gedaan.
Bij rechtbank Limburg gaat een man in verzet tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn beroepschrift. Hij stelt dat hij zijn beroepschrift vóór het einde van de beroepstermijn ter post heeft bezorgd. In de rechtspraak is het uitgangspunt dat de datum van de poststempel op een ter post bezorgd poststuk de datum is waarop de terpostbezorging heeft plaatsgevonden. Volgens de rechtbank betekent dit in deze zaak het volgende. Is het beroepschrift op een bepaalde dag, voor de laatste lichting van die dag, in de straatbrievenbus van PostNL gedeponeerd? Dan krijgt het de poststempel met de datum van die dag. De rechtbank heeft aan de juridische afdeling van PostNL gevraagd om te verifiëren of dit uitgangspunt nog steeds feitelijk juist is. Op basis van de reactie van PostNL concludeert de rechtbank dat het gestelde uitgangspunt nog steeds is te hanteren. Althans in ieder geval bij postbezorging door PostNL.
Automatische aanpassing na middernacht?
Vervolgens constateert de rechtbank dat de uiterste datum waarop de man voor de laatste lichting zijn beroepschrift in de brievenbus had moeten doen, 27 oktober 2022 was. Op het poststuk staat de dagstempel van 28 oktober 2022. De man beweert vervolgens dat PostNL hem heeft verteld dat na middernacht de datum automatisch aanpast wordt. Daardoor kan post die op 27 oktober 2022 voor de laatste buslichting is gepost een poststempel van 28 oktober 2022 krijgen. Maar dat is een ander antwoord dan de rechtbank op dezelfde vraag heeft gekregen. De man overlegt geen bewijs waaruit blijkt dat hij dit afwijkende antwoord heeft gekregen. Daarom vindt de rechtbank niet aannemelijk dat de man toch zijn beroepschrift tijdig op de post heeft gedaan. Dat het beroepschrift binnen een week na afloop van de beroepstermijn is ontvangen, doet niet af aan het vereiste van tijdige indiening. Het verzet van de man is ongegrond.
Geef een reactie