Er is geen regeling voor het indienen van processtukken in een vreemde taal. Is een bestuursrechter van oordeel dat een vertaling van het processtuk noodzakelijk of wenselijk is? Dan behoort de partij die het stuk indient, in de gelegenheid te worden gesteld voor een vertaling te zorgen.
Bij een ondernemer van buitenlandse afkomst stelt de Belastingdienst een boekenonderzoek in. Uit het boekenonderzoek leidt de Belastingdienst af dat er contante stortingen hebben plaatsgevonden op de zakelijke bankrekening van de ondernemer. De Belastingdienst corrigeert de aangegeven winst met de storting.
Hof: een niet vertaald processtuk kan niet tot bewijs dienen
Bij het hof is in geschil of de contante stortingen omzet van de eenmanszaak zijn of huuropbrengsten. Om de verhuur aan te tonen overlegt de ondernemer een in de Arabische taal opgesteld stuk, dat volgens de ondernemer het eigendomsbewijs is. Het hof heeft geoordeeld dat dit stuk niet als bewijs kan dienen omdat niet kan worden beoordeeld wat in die stukken staat.
HR: geen rechtsregel over processtukken in buitenlandse taal
Bij de Hoge Raad betoogt de ondernemer dat hij in de gelegenheid had moeten worden gesteld een vertaling van het eigendomsbewijs in te dienen. Daarover geeft de Hoge Raad de volgende rechtsregel. Ontbreekt een vertaling, maar is deze vertaling naar het oordeel van de bestuursrechter noodzakelijk of wenselijk? Dan behoort de partij die het stuk heeft overgelegd gelegenheid te krijgen een vertaling daarvan te overleggen. Dit geldt niet als eisen van een goede procesorde zich daartegen verzetten. Het hof heeft dit met zijn voornoemde oordeel miskend.
Geen bewijs dat contante stortingen huuropbrengsten zijn
Het kan de ondernemer echter niet baten. De Hoge Raad is het eens met het hof dat er geen aansluiting kan worden gemaakt tussen het door de ondernemer overgelegd Excel-overzicht en de contante stortingen. Ook is er geen bewijs voor de stelling van de ondernemer dat de huuropbrengsten door een koerier en advocaat naar Nederland zijn gebracht.
Wet: art. 3.8 Wet IB 2001, art. 6:5 lid 3 AWB en art. 8:58 AWB
Bron: Hoge Raad 13 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1433, 22/01900
Geef een reactie