De Kennisgroep dividendbelasting en bronbelasting heeft de vraag beantwoord of de hoogte van de correctie op de afdrachtvermindering van artikel 11a, tweede lid, tweede volzin, Wet DB 1965 moet worden bepaald op het moment dat de beleggingsinstelling de opbrengst waar de bronheffing betrekking op heeft ontvangt, of op het moment waarop de beleggingsinstelling zelf de opbrengst waar de bronheffing betrekking op heeft ter beschikking stelt aan zijn aandeelhouders.
Een inhoudingsplichtige die voor de heffing van de vennootschapsbelasting is aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 Wet VPB 1969 mag op de af te dragen dividendbelasting een vermindering toepassen op grond van artikel 11a van de Wet DB 1965. Deze vermindering bestaat uit de ten laste van hem ingehouden dividendbelasting en buitenlandse bronheffing. Een buitenlandse bronheffing wordt daarbij op grond van het tweede lid slechts in aanmerking genomen tot een maximum van 15% van de opbrengst waarop zij drukt, en vervolgens verminderd met het bedrag waarvoor buitenlandse aandeelhouders in de beleggingsinstelling een beroep kunnen doen op vermindering op teruggaaf van dividendbelasting.
De correctie op de afdrachtvermindering als bedoeld in artikel 11a, tweede lid, tweede volzin, Wet DB 1965 kan worden bepaald op het moment waarop de beleggingsinstelling de opbrengst waar de bronheffing betrekking op heeft ter beschikking stelt aan zijn aandeelhouders.
Geef een reactie