De Kennisgroepen formeel recht en winstbepaling hebben elk een vraag beantwoord in verband met het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1036.
Begrip ‘nieuwe jurisprudentie’
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 juli 2022, voor de heffing van vennootschapsbelasting geoordeeld dat de heffingsvermindering van de verhuurderheffing naar haar aard en strekking een objectsubsidie is die moet worden afgeboekt op de boekwaarde van het betreffende object. Dit brengt mee dat bij de winstberekening het brutobedrag van de verhuurderheffing aftrekbaar is.
Tot dit arrest van de Hoge Raad was het standpunt van de Belastingdienst dat de heffingsvermindering van de verhuurderheffing een exploitatiesubsidie is die voor de fiscale winstberekening in mindering moet worden gebracht op de verhuurderheffing.
Naar aanleiding van dit arrest is de vraag opgekomen of een aanslag ambtshalve kan worden verminderd of dat dit niet mogelijk is omdat er sprake is van nieuwe jurisprudentie zoals bedoeld in paragraaf 23, achtste lid, onderdeel b, van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht (hierna: BFB). Om deze vraag zo duidelijk mogelijk te kunnen beantwoorden, gaat de kennisgroep ervan uit dat het gaat om een aanslag waarbij de laatste dag waarop bezwaar gemaakt kon worden tegen deze aanslag op 7 juli 2022 was. Op 8 juli 2022, om 00:00 uur is de aanslag derhalve onherroepelijk geworden.
Vraag
Kwalificeert het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2022 in dit geval als nieuwe jurisprudentie zoals bedoeld in paragraaf 23, achtste lid, onderdeel b, van het BFB?
Antwoord
Tot dit arrest van de Hoge Raad was het standpunt van de Belastingdienst dat de heffingsvermindering van de verhuurderheffing een exploitatiesubsidie is die voor de fiscale winstberekening in mindering moet worden gebracht op de verhuurderheffing.
Afboeken heffingsvermindering verhuurderheffing na HR 8 juli 2022
De verhuurderheffing is sinds invoering in 2013 een belasting op sociale huurwoningen van verhuurders die meer dan 50 sociale huurwoningen bezitten. Een verhuurder die meer dan 50 sociale huurwoningen bezit komt eventueel in aanmerking voor de Regeling Vermindering Verhuurderheffing. De verschuldigde verhuurderheffing is aftrekbaar bij de bepaling van de verschuldigde vennootschapsbelasting.
De Belastingdienst stond op het standpunt dat de heffingsvermindering van de verhuurderheffing in mindering moest worden gebracht op de in aftrek te brengen verhuurderheffing.
De Hoge Raad heeft echter op 8 juli 2022 beslist dat de bruto verhuurderheffing aftrekbaar is van de vennootschapsbelasting. De heffingsvermindering moet blijkens r.o. 3.3.5 worden gezien als een objectsubsidie die (r.o. 3.4) moet worden afgeboekt op de boekwaarde (in dit geval: de voortbrengingskosten) van de huurwoningen.
Belanghebbende heeft overeenkomstig het standpunt van de Belastingdienst de heffingsvermindering verhuurderheffing in mindering gebracht op de verschuldigde verhuurderheffing en het netto bedrag in aftrek gebracht bij het bepalen van de verschuldigde vennootschapsbelasting. Gezien de uitspraak van de Hoge Raad wil belanghebbende door toepassing van de foutenleer de heffingsvermindering verhuurderheffing afboeken op de boekwaarde van de huurwoningen.
Vraag
Is de foutenleer in dit geval van toepassing?
Antwoord
Belanghebbende heeft overeenkomstig het standpunt van de Belastingdienst de heffingsvermindering verhuurderheffing in mindering gebracht op de verschuldigde verhuurderheffing en het netto bedrag in aftrek gebracht bij het bepalen van de verschuldigde vennootschapsbelasting. Gezien de uitspraak van de Hoge Raad wil belanghebbende door toepassing van de foutenleer de heffingsvermindering verhuurderheffing afboeken op de boekwaarde van de huurwoningen.
Geef een reactie