Een tegenbewijsregeling kent volgens staatssecretaris Van Rij significante nadelen, waardoor het kabinet heeft besloten om hier geen wetsvoorstellen voor te doen. Dit schrijft Van Rij in een Kamerbrief met een reactie op een aangenomen motie. Deze motie verzoekt het kabinet om een tegenbewijsregeling in box 3 te onderzoeken.
Het kabinet heeft de mogelijkheid van een tegenbewijsregeling onderzocht. Bij een tegenbewijsregeling zou een belastingplichtige kunnen aantonen dat zijn werkelijk rendement in een kalenderjaar lager ligt dan het forfaitaire rendement waarover in box 3 belasting wordt geheven. Hoewel een tegenbewijsregeling rechtvaardig lijkt, zorgt een dergelijke regeling ervoor dat belastingplichtigen selectief een beroep kunnen doen op de regeling in de jaren dat hen dit goed uitkomt.
Rendement over meerder jaren
Vanwege de mogelijk onrechtvaardige uitkomst van een tegenbewijsregeling zijn ook mogelijkheden onderzocht voor een tegenbewijsregeling waarbij naar het rendement over meerdere jaren gekeken wordt. Van Rij verwijst naar een Kamerbrief van 29 september 2023. Bij een meerjarige tegenbewijsregeling wordt alleen belasting teruggegeven aan belastingplichtigen die daadwerkelijk over een langere periode een lager rendement behalen dan het forfait. Dit sluit beter aan bij het draagkrachtbeginsel. Echter, een meerjarige tegenbewijsregeling is complexer dan een benadering per belastingjaar omdat belastingheffing in de inkomstenbelasting in beginsel per jaar plaatsvindt en alle systemen en regelgeving hierop zijn ingericht.
Een complicatie bij het invoeren van een tegenbewijsregeling is dat een eenduidige definitie van het begrip ‘werkelijk rendement’ noodzakelijk is. In het belang van rechtszekerheid en duidelijkheid voor burgers en uitvoering zou dit begrip wettelijk vastgesteld moeten worden. De invulling van het begrip werkelijk rendement is complex en er komen veel principiële en praktische vormgevingskeuzes bij kijken. De Belastingdienst kan bij een tegenbewijsregeling geen gegevens die van belang zijn voor het werkelijke rendement vooraf invullen. Hierdoor wordt een groot beroep op belastingplichtigen gedaan om het werkelijke rendement zelf te bepalen, terwijl dit begrip zoals hierboven aangegeven complex is. De Belastingdienst beschikt over weinig contra-informatie over het werkelijke rendement. Naar verwachting zal het beroep op het doenvermogen en het gebrek aan contra-informatie bij de Belastingdienst leiden tot niet-gebruik, onbedoeld gebruik of zelfs misbruik van een tegenbewijsregeling en tot foutieve aangiften. Een tegenbewijsregeling gaat bovendien gepaard met een significante budgettaire derving, die het gevolg is van de selectieve toepassing ervan. De derving is afhankelijk van de vormgeving maar zou ruim € 1 miljard per jaar kunnen bedragen. Deze derving zou gedekt moeten worden.
Geef een reactie