De Kennisgroep dividendbelasting en bronbelasting heeft de vraag beantwoord of het voor de beoordeling of een opbrengstgerechtigde volgens de fiscale wetgeving van een verdragsstaat aldaar gevestigd is relevant is hoe de achterliggers van de opbrengstgerechtigde fiscaal worden behandeld.
Een Nederlandse vennootschap keert dividend uit aan een Amerikaanse vennootschap met de status van S-Corp. De S-Corp status heeft tot gevolg dat het inkomen van de S-Corp bij de aandeelhouders van de S-Corp in de belastingheffing wordt betrokken. De aandelen van de S-Corp worden gehouden door een vrijgestelde pensioenfondsstichting. De Nederlandse vennootschap wil de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet DB 1965 toepassen op de dividenduitkering.
Vraag
Is het voor de beoordeling of een opbrengstgerechtigde volgens de fiscale wetgeving van een verdragsstaat ‘aldaar is gevestigd’ relevant hoe de achterliggers van de opbrengstgerechtigde fiscaal worden behandeld?
Antwoord
Nee, beoordeeld dient te worden of de opbrengstgerechtigde op grond van de relevante nationale fiscale (winstbelasting)wetgeving van het betreffende verdragsland ‘aldaar is gevestigd’. Wie de achterliggers van de opbrengstgerechtigde zijn en hoe deze achterliggers fiscaal worden behandeld, is voor deze toets in beginsel niet van belang. Dat is slechts anders als deze feiten van invloed zijn op de bepaling of de opbrengstgerechtigde aldaar is gevestigd op basis van de relevante wetgeving van het betreffende verdragsland.
Geef een reactie