Het is nog niet zo gemakkelijk om de belastingrechter te overtuigen dat een bedrag aan kwijtscheldingswinst vanwege de earn-outregeling is vrijgesteld.
Een bv koopt op 14 november 2008 aandelen in een werkmaatschappij voor € 1,3 miljoen. De bv blijft € 550.000 van de koopsom schuldig aan de verkoper. Dit schuldig gebleven bedrag wordt omgezet in een lening. Een holding die alle aandelen in de bv houdt, stelt zich garant voor € 475.000. Nadat de bv € 110.000 heeft afgelost, spreekt zij in 2014 met de verkoper af dat deze het resterende bedrag inclusief interest kwijtscheldt tegen een betaling van € 120.000. De verkoper stelt daarnaast de enig aandeelhouder van de holding aansprakelijk voor € 50.000. Uiteindelijk behaalt de fiscale eenheid (FE) waartoe de holding, de bv en de werkmaatschappij toe beheren, een kwijtscheldingswinst van € 323.300. Volgens de inspecteur is op deze winst de kwijtscheldingswinstvrijstelling niet van toepassing. De FE gaat daar uiteindelijk mee akkoord, maar meent dat de kwijtscheldingswinst op grond van de earn-outregeling alsnog onbelast is.
Vaste aflossingen in plaats van winstafhankelijke bedragen
Hof Den Bosch oordeelt echter dat in deze situatie de earn-outregeling niet aan de orde is. Bij een earn-outregeling bestaat immers de verkoopprijs (deels) uit termijnen, waarvan de hoogte in het jaar van levering van de aandelen onbekend is. In deze zaak bestaan de latere betalingen volgens de leningsvoorwaarden uit vaste aflossingen. De aflossingen zijn niet afhankelijk van ontvangen dividenden. Als de verkoper met het verstrekken van de lening een onzakelijk debiteurenrisico had genomen, zou het een ander verhaal kunnen zijn. Maar het hof vindt niet aannemelijk dat de lening onzakelijk is. De FE stelt vervolgens dat de kwijtscheldingswinst onbelast is omdat sprake is van een aanpassing van de prijs waartegen zij de deelneming heeft verkregen. Ook dit standpunt redt het niet, omdat de verkoper en de bv een afzonderlijke leningsovereenkomst overeen zijn gekomen. Bovendien is nergens gerept over de aanpassing van de koopprijs.
Wet: art. 3.13, eerste lid, onderdeel a Wet IB 2001 en art. 8, eerste lid en 13, zesde lid Wet Vpb 1969
Geef een reactie