Nederlandse werknemers met een buitenlandse werkgever hebben recht op een aftrek van het percentage van de vrije ruimte. Deze aftrek is over gewoon loon te berekenen.
Een Nederlandse man heeft in 2016 als piloot werkzaamheden verricht voor een buitenlandse vliegmaatschappij. In 2016 is hij gestationeerd in Eindhoven. Op grond van zijn arbeidsovereenkomst heeft de piloot recht op bepaalde vergoedingen. Volgens de man gaat het hier om kostenvergoedingen die vallen onder gerichte vrijstellingen in de werkkostenregeling. Hoewel zijn werkgever als niet-inhoudingsplichtige de werkkostenregeling niet kan toepassen, zijn inkomensbestanddelen die anders vrijgesteld zouden zijn, onbelast bij de piloot. De Belastingdienst stelt echter dat de vergoedingen niet voldoen aan het aanwijzingscriterium. Aan de gebruikelijkheidstoets is evenmin voldaan. Daarom vallen de kostenvergoedingen niet onder een gerichte vrijstelling, aldus de fiscus.
Aanwijzingscriterium en gebruikelijkheidstoets gelden niet
Hof Den Haag stelt echter dat de vrijstelling in de inkomstenbelasting is bedoeld om werknemers met een buitenlandse werkgever niet ongunstiger te behandelen dan werknemers met een Nederlandse werkgever. Daarom moeten werknemers met een buitenlandse werkgever een aftrek krijgen die op zijn minst gelijk is aan het percentage van de vrije ruimte. Die aftrek geldt niet alleen voor aangewezen vergoedingen en verstrekkingen, zo oordeelt het hof. Gewoon loon kan er dus ook onder vallen. De vergoedingen moeten wel binnen de voorwaarden en grensbedragen van de desbetreffende gerichte vrijstellingen blijven. Daarbij moet het gaan om kosten waarvan het zakelijke karakter overheerst. Verder merkt het hof op dat de gebruikelijkheidstoets niet geldt voor gerichte vrijstellingen. Vrijwel alle gerichte vrijstellingen zien namelijk op zakelijke kosten die een werknemer noodzakelijkerwijs moet maken voor het vervullen van zijn dienstbetrekking.
Aannemelijk dat kosten zijn gemaakt
De piloot overlegt te weinig bewijsmateriaal om aannemelijk te maken dat er meer kosten moeten worden aangemerkt als gerichte vrijstellingen. Het is wel duidelijk dat hij in zekere mate kosten ten behoeve van de dienstbetrekking moet hebben gemaakt. Daarom biedt de inspecteur bij wijze van compromis ter zitting aan een totaalbedrag van € 7.700 aan te merken als gerichte vrijstelling. Dit bedrag bestaat uit kosten voor het woon-werkverkeer, reiskosten om vluchten vanaf een ander vliegveld uit te voeren en reiskosten in het buitenland. Dit aanbod leidt tot een verdere vermindering van het fiscale loon met € 6.657.
Wet: art. 3.84, tweede lid Wet IB 2001 en art. 31, eerste lid, onderdeel f en 31a, tweede lid Wet LB
Geef een reactie