De Kennisgroep IBR Vpb & winst heeft de vraag beantwoord of het weigeren van de fusiefaciliteit van artikel 14b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 aan twee in India gevestigde vennootschappen met een vaste inrichting in Nederland in strijd is met de non-discriminatiebepaling in het belastingverdrag Nederland – India.
X Limited is opgericht naar het recht van India en aldaar gevestigd en heeft een vaste inrichting in Nederland. Y Limited is eveneens opgericht naar het recht van India, aldaar gevestigd en heeft eveneens een vaste inrichting in Nederland. In 2022 zijn alle bezittingen en schulden van X Limited, waaronder die van de in Nederland gevestigde vaste inrichting, bij wege van buitenlandse juridische fusie onder algemene titel overgaan op Y Limited. X Limited is opgehouden te bestaan. De overgang is ingegeven door het steven naar een meer efficiënte en eenvoudige structuur binnen het concern inclusief een kostenbesparing. X Limited en Y Limited verzoeken om een beschikking als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de Wet Vpb 1969.
Vraag
Artikel 14b, tweede tot en met zevende lid, Wet Vpb 1969 (de fusiefaciliteit) vinden op grond van artikel 14b, achtste lid, Wet Vpb 1969 slechts toepassing indien de verdwijnende en de verkrijgende rechtspersoon in Nederland zijn gevestigd, of in de zin van artikel 3.55, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Aangezien de verdwijnende en verkrijgende vennootschap in India zijn gevestigd, blijft de fusiefaciliteit buiten toepassing. Is artikel 14b, achtste lid, Wet Vpb 1969 in strijd met artikel 24, eerste lid, van het Verdrag Nederland-India 1988 ?
Antwoord
Ja, artikel 14b, achtste lid, Wet Vpb 1969 is in strijd met artikel 24, eerste lid, Verdrag.
Geef een reactie