De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst heeft de vraag beantwoord wanneer sprake is van een hulpmiddel in de zin van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001.
Artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, van de Wet IB 2001 bepaalt in het kader van de uitgaven voor specifieke zorgkosten dat andere hulpmiddelen van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt (het hoofdzakelijkheidscriterium). In de praktijk bestaat behoefte aan handvatten voor de beoordeling of sprake is van een hulpmiddel in de zin van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001.
Vraag
Hoe dient te worden beoordeeld of een ander hulpmiddel voldoet aan het hoofdzakelijkheidscriterium, zoals bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001?
Antwoord
Of een potentieel hulpmiddel voldoet aan het hoofdzakelijkheidscriterium is afhankelijk van de aard van het hulpmiddel. Het hulpmiddel dient een bijzondere hoedanigheid te bezitten waardoor het hoofdzakelijk (voor ten minste 70%) wordt gebruikt door zieke of invalide personen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de volgende handvatten:
- Als gebruik van het hulpmiddel door een gezond persoon redelijkerwijs is uitgesloten, is voldaan aan het hoofdzakelijkheidscriterium.
- Als het hulpmiddel een middel is waarvan het gebruikelijk is dat gezonde mensen het gebruiken, is niet voldaan aan het hoofdzakelijkheidscriterium. Ook als het hulpmiddel onvoldoende afwijkt van een middel waarvan het gebruikelijk is dat gezonde mensen het gebruiken, is niet voldaan aan het hoofdzakelijkheidscriterium.
- Als het hulpmiddel voldoende afwijkt van een middel waarvan het gebruikelijk is dat gezonde mensen die gebruiken en belastingplichtige aannemelijk maakt dat gebruik door gezonde mensen beperkt is tot maximaal 30%, is voldaan aan het hoofdzakelijkheidscriterium. Belastingplichtige kan hierbij gebruik maken van alle beschikbare feiten en omstandigheden.
Geef een reactie