A-G Wattel concludeert dat het betreffende aftrekverbod voor werknemersopties in dit geval niet geldt. Het aftrekverbod moet strikt worden uitgelegd, en geldt pas bij daadwerkelijke toekenning van opties.
De moedermaatschappij van een bv kent in 2013 en 2014 aan vijf werknemers van de bv een voorwaardelijk recht op prestatie-gebonden aandelen toe. Als zij na vier jaar nog in dienst zijn én bepaalde prestaties hebben geleverd, verkrijgen zij een recht op een aantal aandelen in de moeder. Een derde koopt in 2015 twee derde van de aandelen in de moeder. Zij wil de resterende aandelen van de markt houden en biedt de vijf werknemers een cashbonus als zij afzien van het voorwaardelijk recht op aandelen. Er zijn aan de afkoopsom geen andere voorwaarden verbonden. De werknemers maken gebruik van het aanbod. Achteraf blijkt dat zij nooit aan de voorwaarden voor toekenning van de aandelen hadden kunnen voldoen. Volgens de inspecteur heeft de bv ten onrechte een voorziening gevormd voor de te betalen cashbonus omdat de werknemers vergelijkbaar waren met aandeelhouders (pseudo-aandeelhouderschap).
Geen pseudo-aandeelhouderschap
Hof Den Bosch oordeelde dat er pas pseudo-aandeelhouderschap ontstaat bij daadwerkelijke toekenning van opties (zie NTFR 2023/740). De cashbonus was een andere beloning die in de plaats komt van het eerder toegekende voorwaardelijk recht op aandelen.
Cassatieberoep van staatssecretaris ongegrond
Volgens A-G Wattel is het betreffende aftrekverbod voor werknemersopties niet van toepassing. Er bestond pas een recht op levering van de aandelen als aan de opschortende voorwaarden was voldaan. Wattel leidt uit de wetsgeschiedenis af dat het aftrekverbod strikt moet worden uitgelegd, en pas geldt bij uitgifte van aandelen. De optiehouder onder ontbindende voorwaarde is wél een pseudo-aandeelhouder omdat er tot het intreden van de ontbindende voorwaarde een recht op aandelen bestaat. De staatssecretaris stelt gezien het voorgaande ook ten onrechte dat er (al) een recht op aandelen is afgekocht. A-G Wattel concludeert tot slot dat in dit geval wel degelijk kan worden aangesloten bij de jurisprudentie voor Falcons en onder de deelnemingsvrijstelling vallende schadevergoedingen.
Wet: art. 10, art. 13 Wet Vpb 1969, art. 6:22 BW
Bron: Parket bij de Hoge Raad 1 december 2023 (gepubliceerd 15 december 2023), ECLI:NL:PHR:2023:1096, 23/01315
Geef een reactie