Rechtbank Oost-Brabant meent dat partijen niet altijd tot tien dagen vóór de zitting nog nadere stukken kunnen indienen.
De zaak betreft een geschil over WOZ-beschikking. De rechtbank heeft de gemeente op 11 november 2022 gevraagd om binnen acht weken een verweerschrift en een taxatierapport in te dienen. Daarop heeft de gemeente geantwoord dat zij deze stukken binnen de gestelde termijn kan indienen. Maar op 12 januari 2023 vraagt de gemeente om een uitstel van zes weken voor het indienen van een verweerschrift. De rechtbank verleent eenmalig dit uitstel. Uiteindelijk dient de gemeente de stukken ruim zeven maanden na het verstrijken van de verlengde termijn in. Volgens de heffingsambtenaar had hij vanwege drukte niet eerder tijd om de stukken op te stellen en in te dienen. De rechtbank laat de stukken buiten beschouwing omdat ze te laat zijn ingediend. De lange termijn die de gemeente heeft genomen voor het indienen van een reactie op het beroepschrift doet afbreuk aan het beginsel van gelijkwaardigheid van partijen.
Strijd met goede procesorde
Daarnaast gaat de rechtbank in op het volgende. De gemeente heeft het verweerschrift en een beroepenmatrix elf dagen vóór de zitting ingediend. Nu stelt de wet dat partijen tot tien dagen vóór de zitting nadere stukken kunnen indienen. Maar de termijn van deze wetsbepaling is volgens de rechtbank geen harde grens. De rechtbank moet toetsen of het toelaten van deze stukken niet botst met de goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor. De 10-dagentermijn vloeit namelijk ook voort uit deze beginselen. In deze zaak zou het accepteren van het verweerschrift en de beroepenmatrix de wederpartij schaden in zijn procespositie., aldus de rechtbank De wederpartij kan immers niet adequaat reageren op deze stukken. Ook vanwege die reden laat de rechtbank het verweerschrift en een beroepenmatrix buiten beschouwing. Omdat geen partij zijn WOZ-waardering voldoende heeft onderbouwd, stelt de rechtbank deze zelf vast.
Wet: art. 8:58 Awb
Geef een reactie