Hof Den Bosch oordeelt dat de overnemer van een onderneming een verzoek om geruisloze doorschuiving kan herzien tot het moment waarop een aanslag van de overdragers of overnemers waarin de keuze is verwerkt onherroepelijk vaststaat.
Een varkenshouder en zijn echtgenote gaan op 1 april 2009 met de overdragers een vof aan. De overdragers oefenden tot 1 april de varkenshouderij in maatschapsverband uit. Op 27 maart 2009 hebben overdragers en overnemers een tweede overeenkomst (de sideletter) gesloten. Hierin is onder meer opgenomen dat de overnemers de onderneming per 1 april 2012 zullen overnemen en de bij de vof in gebruik en genot ingebrachte bedrijfsmiddelen zullen overnemen voor € 445.000 exclusief omzetbelasting of overdrachtsbelasting. Ook komen partijen overeen dat zij kiezen voor geruisloze doorschuiving in de zin van art. 3.63 Wet IB 2001.
Levering vennootschappelijk en buitenvennootschappelijk vermogen
Bij akte van 26 november 2013 is zowel het vennootschappelijk als het buitenvennootschappelijk vermogen van de vof aan de overnemers geleverd voor € 445.000. In de notariële akte is opgenomen dat partijen in de aangifte inkomstenbelasting 2013 een beroep zullen doen op geruisloze doorschuiving.
Procedure bij hof Den Bosch
In hoger beroep bij het hof is onder meer in geschil of de overnemers hun gemaakte keuze voor toepassing van de geruisloze doorschuiffaciliteit kunnen herzien.
Op verzoek kan niet meer worden teruggekomen
De rechtbank heeft geoordeeld dat de keuze voor geruisloze doorschuiving onherroepelijk vaststaat. Partijen hebben hiervoor een gezamenlijk verzoek ingediend en aan alle voorwaarden is voldaan. Voor de rechtbank heeft de inspecteur verklaard dat de aan de overdragers opgelegde aanslagen IB/PVV 2013 onherroepelijk vaststaan Hierbij is de geruisloze doorschuiving toegepast. De overdragers hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt. Uit de aard en de werking van de faciliteit volgt dat op een keuze daarvoor niet meer kan worden teruggekomen als bij een van de partijen de aangifte waarin de keuze is gemaakt onherroepelijk vaststaat.
Aanslagen overdragers nog niet onherroepelijk
In hoger beroep oordeelt het hof dat de tekst van art. 3.63 Wet IB 2001 en de daarbij behorende parlementaire geschiedenis zich niet uitlaten over het moment waarop de keuze voor de doorschuiffaciliteit uiterlijk kan worden herzien. Het hof is het eens met de rechtbank. Zolang de aanslag van het jaar waarin de keuze wordt gemaakt nog niet onherroepelijk is, de keuze kan worden herzien. In hoger beroep is echter komen vast te staan dat de aan de overdragers opgelegde aanslagen IB/PVV 2013 nog niet onherroepelijk zijn. Daarom is het hof van oordeel dat de overnemer in dit geval kan terugkomen op het verzoek voor geruisloze doorschuiving. Het hof vermindert overeenkomstig de berekening van de overnemer zijn aanslag.
In dezelfde zin: gerechtshof ’s-Hertogenbosch 7 november 2023 (gepubliceerd 10 januari 2024), ECLI:NL:GHSHE:2023:3999, BK-21/01188
Geef een reactie