De inkomsten uit bitcoins zijn waarschijnlijk afkomstig van (drugs)handel op het ‘Dark web’, en er zijn voldoende aanwijzingen dat alle vier rekeningen van dezelfde man waren.
Een man maakt in zijn aangifte voor 2013 geen melding van de door hem gehouden 165 bitcoins. Zijn adviseur dient eind 2017 een verzoek om vrijwillige verbetering in. De inspecteur vraagt meermaals om informatie omdat onduidelijk blijft waar de bitcoins vandaan komen, en of de man nog andere bitcoinrekeningen had. Hij geeft uiteindelijk een informatiebeschikking af, en legt een navorderingsaanslag met vergrijpboete op waarbij hij ook drie andere bitcoinrekeningen aan hem toerekent. De inspecteur berekent het aantal bitcoins op 344, met een totale waarde van € 46.840.
Geen redelijke schatting ROW
Rechtbank Noord-Holland oordeelde dat er sprake was van een geldige informatiebeschikking omdat op grond van de eerdere vragen duidelijk was om welke informatie werd gevraagd. Het niet verstrekken van (juiste) informatie was reden voor omkering en verzwaring van de bewijslast. De inspecteur had de verzwegen inkomsten terecht aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Zijn schatting was echter niet redelijk omdat niet aannemelijk was dat ook de andere bitcoinrekeningen van de man waren. De rechtbank vernietigde de vergrijpboete omdat opzet dan wel grove schuld niet aannemelijk was (ECLI:NL:RBNHO:2021:9913).
Ook andere Bitcoins toerekenbaar
Hof Amsterdam acht wel degelijk sprake van een redelijke, niet willekeurige, schatting, en bevestigt de over € 46.840 opgelegde navorderingsaanslag. Er bestaat geen twijfel over de bijschrijving van de 165 bitcoins, en de man gaf geen enkele openheid van zaken. Het gaat om inkomsten uit bitcoins die zeer waarschijnlijk afkomstig waren van (drugs)handel op het ‘Dark web’, zodat de inspecteur redelijkerwijs kon uitgaan van meer verzwegen inkomsten. De (snelle) overboekingen tussen de bitcoinrekeningen maken ook aannemelijk dat zij alle vier van de man waren. Er is terecht een vergrijpboete opgelegd omdat er gezien de minimaal verzwegen inkomsten in elk geval sprake is van voorwaardelijke opzet. De man kan zich niet beroepen op het inkeerbeleid omdat hij niet de gevraagde informatie heeft verstrekt.
Wet: art. 3.90 Wet IB 2001, art. 27e, 47, 49, 52a, en 67e AWR
Bron: Hof Amsterdam 14 november 2023 (gepubliceerd 17 januari 2024), ECLI:NL:GHAMS:2023:3400, 21/01722
Geef een reactie