Een man koopt verschillende percelen in privé, splitst ze op en verkoopt daarna de delen aan zijn bv. Hij heeft hierbij gebruikgemaakt van zijn kennis en ook allerlei acties ondernomen om doorverkoop door de bv te stimuleren.
Een man is gehuwd in algemene gemeenschap van goederen. Hij werkte tot 2014 voor een bv die zich bezighoudt met aan- en verkoop van percelen. Door dit dienstverband ontstaat, nadat hij ontslag neemt, een samenwerking met de eigenaar van een perceel bosgrond, A. Het perceel zou als beleggingskavels worden verkocht via een nieuw opgerichte bv (bv 3). De echtgenote van de man is enig aandeelhouder van bv 4, die een 50%-belang heeft in bv 3. Het huwelijksgoederenregime betekent dat de man ook (middellijk) ab-houder is van bv 4 en bv 3. A houdt tot 30 oktober 2017 (middellijk) de andere 50% in bv 3. Vanaf 30 oktober 2017 houdt bv 4 alle aandelen bv 3. De man koopt in 2017 verschillende bospercelen in privé, splitst ze op en verkoopt daarna de delen aan bv 3. Er is voor de verkoop aan derden een winstverdeling afgesproken tussen de man, A en een voor de verkoop ingeschakelde bv. De inspecteur gaat uit van een netto resultaat uit overige werkzaamheden van ruim € 1,2 miljoen.
Resultaat uit overige werkzaamheden
Rechtbank Noord-Holland volgt de inspecteur. De man nam deel aan het economisch verkeer, en kon ook voordeel verwachten omdat hij de grond pas verkocht aan bv 3 als doorverkoop vaststond. Hij heeft zijn kennis gebruikt om de beste percelen te vinden en handelde op grote schaal in percelen. De man heeft ook allerlei acties ondernomen om doorverkoop te stimuleren. Het maakt niet uit dat sommige verkopen geen winst opleverden. De man stelt ten onrechte dat de vastgelegde verkoop een schijnhandeling is. Uit de feiten en eigen verklaringen blijkt dat de akten wel degelijk de bedoeling van partijen weergeven. De afgesproken winstverdeling bij verkoop aan derden, staat los van zijn verkopen aan bv 3 en doet daarom niet af aan het voordeel dat hij hiermee persoonlijk behaalde.
Wet: art. 3.91 lid 1 onderdeel c en art. 4.6 Wet IB 2001
Geef een reactie