Het beroep ziet op de beschikking waarbij de waarde van de woning is vastgesteld op € 257.000. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de waarde aannemelijk heeft gemaakt. Hetgeen eiser heeft aangevoerd, doet hier niet aan af. Ter zitting is bevestigd dat op grond van de algemene voorwaarden van de gemachtigde de vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termi…
Meer informatie: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:6069&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken
Geef een reactie